door Walter Zinzen

De commotie over staatssecretaris De Block (Open VLD) herinnert ons, andermaal, aan één van de pijnlijkste uitwassen in het functioneren van onze parlementaire democratie: de macht van de partijvoorzitters. Het gaat mij niet over de persoon — wellicht zal De Block op het einde van de legislatuur gehuldigd worden als een bekwaam staatssecretaris. Maar iedereen wist dat mevrouw De Block een onbeschreven blad was op het gebied van de haar toegeschoven bevoegdheden. Toch heeft het haar partijvoorzitter behaagd haar te benoemen. Wat mij verbaast is dat niemand de vraag stelt: met welk recht?

Partijvoorzitters kijken eerst en vooral naar hun eigen machtspositie, vervolgens naar die van hun partij en als het niet anders kan, wellicht in laatste instantie, naar het landsbelang. Maar waar staat geschreven dat zij de ministers moeten benoemen, zowel op federaal als op regionaal niveau ? De grondwet is nochtans overduidelijk: de federale ministers worden benoemd (en ontslagen) door de koning, de regionale door de regionale parlementen. Op federaal vlak betekent dit in concreto dat de koning een formateur benoemt, die als opdracht heeft de regering te vormen — en dus de ministers te rekruteren. Op regionaal vlak wordt de formateur aangewezen door het parlement met dezelfde opdracht. In beide gevallen moeten de formateurs naar het parlement om er het vertrouwen te vragen.

Frank Vandenbroucke

Maar wat is de praktijk? Toen de huidige Vlaamse regering werd gevormd liet toekomstig minister-president Kris Peeters zich ontvallen dat de meerderheidspartijen hopelijk hun ‘klasbakken’ zouden sturen. Zelf moest hij achterover leunen en wachten tot de voorzitters hun lijstjes met ministers kwamen inleveren. Toenmalig SP.A-voorzitter Caroline Gennez kreeg de wind van voren omdat Frank Vandenbroucke er niet bij was, N-VA-voorzitter De Wever (die dus de ‘Belgische’ manier om aan politiek te doen met verve mee beoefent) omdat hij de onervaren Philippe Muyters benoemd had. Of Kris Peeters al ‘zijn’ ministers ‘klasbakken’ vindt, hebben we nooit vernomen. Hetzelfde overkwam min of meer Elio Di Rupo. Dat hijzelf de PS-ministers heeft uitgekozen lijdt weinig twijfel. Dat heeft hij dan wel gedaan als partijvoorzitter, niet als formateur. De twintig uren onderhandelingen die aan de eigenlijke regeringsvorming zijn voorafgegaan wijzen wel op een strijd tussen de partijen om bevoegdheden en poppetjes, maar niet op de macht van de formateur om het laatste woord te spreken en zelf de mensen te kiezen met wie hij het land moet besturen.

Dat hij dat niet kan, is simpelweg ongrondwettelijk. Wil men de koning — en dus de formateur — de bevoegdheid om ministers te benoemen ontnemen en die aan de partijvoorzitters geven? Dat men dan de grondwet op dit punt wijzigt. Ik ken geen enkel ons omringend democratisch land waar het de partijvoorzitters zijn die de formateur hun wil opleggen en ook bij ons is het een vrij recent verschijnsel. Men leze er de memoires op na van politieke leiders die in hun land een grote rol hebben gespeeld (bij ons bijvoorbeeld Gaston Eyskens). Allemaal verhalen ze hoe ze voor het eerst minister geworden zijn. Bij allemaal kwam het telefoontje van de formateur of de eerste minister. Bij niemand was het de voorzitter van hun partij die ze opbelde.

Is dat verschil belangrijk? Ja natuurlijk is het dat. Als de formateur, in opdracht van het staatshoofd of van het regionale parlement, ministers benoemt, is de kans minder groot dat er non-valeurs in terecht komen. En als het parlement dan de nieuwe ministers aan een strenge hoorzitting onderwerpt en de niet geslaagden naar huis stuurt, is dat niet alleen goed voor de kwaliteit van de regering maar ook voor die van de democratie.

Vervolgens mag ook de vraag worden gesteld waarom partijvoorzitters zich geroepen voelen om bijvoorbeeld de staat te hervormen. Wat is daarvoor hun mandaat en, vooral, hun deskundigheid? Waarom toch heeft niemand hen daaraan herinnerd tijdens de zich eindeloos voortslepende onderhandelingen? De staat hervormen is een taak van het parlement. Zoals in 1970, toen de regering-Eyskens de eerste grote staatshervorming doorvoerde. Of beter gezegd: haar voorstellen naar het parlement stuurde, waar ze vaak grondig werden gewijzigd of zelfs afgekeurd. Zo hoort dat te geschieden in een democratie. In de huidige situatie hebben de partijvoorzitters de democratie gekaapt. Ik gebruik niet graag grote woorden maar de term ‘staatsgreep’ rolt als vanzelf uit mijn tekstverwerker.

 

http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=VM3LMC6K