Calm 1

 

door Lucas Catherine

 

Een man staat in de brousse van Noord Congo. Het geweer in de hand. Zijn fox-terrier naast hem. Hij speurt naar een verre olifant. Zijn hondje kijkt hem aan. De man bekijkt de fox-terrier, die heeft: “de oortjes gespitst, de oogjes vol passie, rillingen over zijn lijfje en zijn neusje in de wind. Soms heft hij zijn kop op alsof hij mij vraagt: ‘jij die groter bent dan ik en boven het gras kan kijken, zie jij daar geen wild?’”.

Calmeyn beschrijft zijn hondje in 1908, aan de boorden van de Uele-rivier. De vergelijking met Kuifje dringt zich op, maar Bobbie zal pas twintig jaar later een stripfiguur worden. De scène komt uit  zijn boek: Au Congo.  Calmeyn, een vergeten figuur en een weggemoffeld boek. Dat hij ‘vergeten’ werd ligt misschien aan de titel van het boek dat hij in 1912 publiceerde: Au Congo belge: chasses à l’éléphant, les indigènes, l’administration. Een boek over de jacht op olifanten, maar veel meer.
Maurice Calmeyn, half Brusselaar en daar rijke bourgeois en half De Pannenaar en daar groot-grondbezitter is van opleiding landbouwingenieur en wil als toerist op olifantenjacht in Congo. In de beschrijving die hij geeft van zijn reis van acht maanden (1908) speelt de jacht de hoofdrol – een olifant schiet je het best boven het oor in de schedel, altijd prijs! , en van op 10 meter, anders ben je geen jager maar een dierenbeul- . Maar in het boek duiken vooral kritische noten over de kolonisatie op. Geen hond die er naar luisterde, behalve zijn fox-terrier.

 

Calm 2

 Ook de grote critici van de Congo Vrijstaat: Vangroenweghe met zijn Rood Rubber (1985) of Delathuy’s De Congostaat van Leopold II (1989) verwijzen niet naar Calmeyn. Nochtans vond de Bibliothèque nationale de France het de moeite waard om door Hachette het boek in facsimilé te laten heruitgeven.

Calmeyns oordeel over Leopold II is verpletterend: “Het is spijtig dat de soeverein van Congo een deel van de Belgische en buitenlandse pers heeft omgekocht, maar het is nog erger dat hij bepaalde politici heeft gedegradeerd tot zijn slippendragers en dat die nu geen enkele waardigheid of onafhankelijkheid meer tonen in het parlement. Nu ik dit schrijf weet ik dat men mij een gebrek aan loyauteit aan de koning zal verwijten. Het kan me niets schelen.” “Ministers en politici leggen het landsbelang naast zich neer en verworden tot lakeien van de Kroon. Veel van hen worden voor hun slaafse dienstbaarheid beloond met adellijke titels of postjes in de haute-finance, iets wat ze anders nooit hadden kunnen bekomen.”

Als landbouwingenieur is hij deskundig genoeg om een vernietigend oordeel uit te spreken over de rubberpolitiek: “In Bima heb ik in aanwezigheid van een landbouwinspecteur een plantage bezocht die zes jaar daarvoor was aangelegd, met duizenden aangeplante rubberlianen. Met moeite heb ik er één gevonden die nog niet was afgestorven.”

“Hele bevolkingen worden het woud in gestuurd om rubber te oogsten en kwasi permanent in het woud te kamperen, zonder nog voor zichzelf iets te kweken en dit zonder echte schuilplaats, ze zijn ondervoed.” “De lokale bevolking is niet meer in staat om rubber aan te voeren, alle lianen in de streek zijn weg, kapot geoogst en dus zal men daar tegen de bevolking een politionele actie organiseren.” “Zo een ‘politionele actie’ leidde vaak tot grote opstanden. Het is zo dat de Bangala’s de concessies van de Anversoise in de jaren 1899, 1900, 1901 in vuur en vlam hebben gezet.” “Met stelligheid kan ik beweren dat de bevolking nu veel meer afziet dan in de tijd van de Arabieren… Je mag niet vergeten dat deze ‘Arabische veroveraars’ overal plantages van allerlei voedselculturen hadden aangelegd en dat de lokale bevolking hier alle baat bij vond. Nu zijn die plantages verdwenen en is er niets in de plaats gekomen… Het is spijtig dat er nooit een onpartijdige geschiedenis is geschreven van de aanwezigheid van de Zanzibari Arabieren en van alles wat ze daar hebben gecreëerd.”

 

Calm 3
Calmeyn schrijvend in zijn tent

 

“Wij zullen nog lang en veel werk hebben om de wonden te helen die Leopold II en zijn zakenpartners hebben geslagen.”

“Miljoenen zwarten worden door het koloniaal bestuur geminacht en draaien iedere dag op voor de fouten en de onbekwaamheid van de ambtenaren, tot natuurlijk het moment komt dat ze onvermijdelijk in opstand zullen komen.”

“Na mijn twee reizen ben ik tot de conclusie gekomen dat de Vrijstaat alleen maar aan zijn onmiddellijk eigenbelang heeft gedacht en nooit aan de toekomst van Congo.” “Hier werd systematisch geplunderd door zowel de Vrijstaat als door commerciële bedrijven.”

 

Calm 4

 Maar we hebben daar toch ‘de beschaving’ gebracht, vooral dankzij de missionarissen, of niet?
“De kwestie is niet of onze morele principes superieur zijn aan die van de inboorlingen, maar wel of ze op een betere manier gaan leven als ze onze principes aannemen. Wel, ik kan u verzekeren dat geen enkel contact met missionarissen, katholiek of protestant, ze moreel beter heeft gemaakt.”

“Deze missionarissen vormen een staat binnen de staat, erger nog een staat boven de staat.”

“Ze verspillen hun tijd met de zwarten de catechismus bij te brengen en om hun mooie eigen gezangen te vervangen met van die verschrikkelijke kerkelijke hymnen. Ze zitten nog altijd in de tijd van de Reformatie en steken al hun tijd in aanvallen tegen Protestantse missionarissen of ongelovige Europeanen.”
“De staat zou eigen scholen moeten oprichten waarin de Congolezen een vak leren want zowel de staat als de firma’s hebben nood aan lokale bedienden die kunnen lezen, schrijven en rekenen, vakmensen als metsers, timmerlui, smeden of mecaniciens. Als je het resultaat van de missiescholen bekijkt dan is op dit vlak het resultaat nul.”

“Het ergste is dat de staat met geweld nog altijd kinderen naar de missiescholen brengt en de religieuzen het recht geeft om die tot hun twintig, vijfentwintig uit te buiten. En als ze vluchten stuurt men het leger op hen af.”

Calm 5

Al deze citaten dateren uit 1912 jaar waarin zijn boek verscheen. Zijn kritiek op de kolonisatiepolitiek voert hem ook naar steeds radicalere kritiek op het kapitalistische systeem in België. Hij eindigt zijn carrière als communist.
Hij sticht twee coöperatieven in De Panne en een lekenschool voor vissers- en arbeiderskinderen. Het grootste gedeelte van zijn grond aan de Westkust (118ha) schonk hij aan de gemeenschap en het Museum voor Schone Kunsten kreeg zijn collectie fauvistische schilderijen.
Net voor zijn dood wordt hij de voornaamste financier van de film Misère au Borinage (van Joris Ivens en Henri Storck). Hij zal de film nooit zien, hij sterft de dag van de première.

Wie zijn grafmonument op het kerkhof van De Panne bezoekt, – het torent hoog uit boven al de katholieke kruisen-, merkt direct dat hij Vrijmetselaar en communist was.

Een zuil met daarop de buste van een vrouw, Marianne symbool van la Liberté. Boven haar hoofd de maçonnieke driehoek, op haar borst de Soviet ster, aan haar voeten de slogan Egalité en links en rechts van haar twee grote hamer- en sikkelversieringen.

 

 Calm 6

Is hij vergeten omdat hij zo negatief deed over het ‘genie’ Leopold II of omwille van zijn communisme? Want het spook van het communisme heeft ook in Congo rond gewaard. Met de onafhankelijkheid van Congo grensde het zelfs aan blanke paranoia: Lumumba, communist! Mulele, communist! U moet er maar het propagandaboekje van het ministerie over nalezen: La Pénétration communiste au Congo door Pierre Houart (1960), prof aan de Université catholique de Louvain. Katholieken en communisten, het ging toen nog minder te samen dan in de tijd van Maurice Calmeyn.

 

Meer over Maurice Calmeyn in : Lucas Catherine, Kongo een voorgeschiedenis, dat in het najaar bij uitgeverij EPO verschijnt.