Door Lucas Catherine

De honderdjarige oorlog tegen Palestina” van Rashid Khalidi is een van de meest informatieve boeken over de kolonisatie van Palestina die er in jaren zijn verschenen. De auteur is een van de weinigen die tot de ontstaansgeschiedenis van de apartheidskolonie Israël teruggaat. Khalidi is een Amerikaanse Palestijn. Zijn vader studeerde in 1948 bij de stichting van Israël aan een universiteit in de VS en Rashid is daar geboren. Zelf is hij academicus, een van de sterkhouders van het Institute of Palestine Studies dat via de universiteit van Berkely, California al sinds 1971 het Journal of Palestine Studies uitgeeft.

De Khalidi’s zijn een zeer oude familie van intellectuelen uit Jeruzalem. Zijn oud-oud-oudoom Yusuf Dia Khalidi was eind 19de eeuw burgemeester van de stad en had eerder in de Ottomaanse diplomatie gewerkt. De Ottomanen hadden een groot rijk opgebouwd in het Midden-Oosten en in Zuid-Oost Europa waar ook Palestina deel van uitmaakte. Ooit tijdens het grote Arabische rijk stond het land al bekend als Jund Filastin

Rashid heeft er zelf ook een carrière als diplomaat opzitten, vandaar dat het boek Amerikaans getint en nogal diplomatiek van inslag is. Hij kan voor zijn boek een beroep doen op het familiearchief, dat in 1899 door Raghib Khalidi werd verzameld in wat nu nog de Khalidi Bibliotheek in Jeruzalem is. Het bevat 1.200 manuscripten 2000 boeken waarvan het oudste manuscript teruggaat tot de 11de eeuw en alle boeken dateren van voor de 20ste eeuw. Veel Khalidi’s schreven hun memoires, ook vrouwen. Rashid Khalidi gebruikt in zijn boek de historische herinneringen van 22 onder hen. 

Khalidi Library, Old City, Jerusalem

Zo publiceert hij bij het begin van zijn boek een briefwisseling uit 1899 tussen Yusuf Khalidi, burgemeester van Jeruzalem en Theodor Herzl, grondlegger van het zionisme, de staatsideologie van Israël. Het reuzegrote portret van Herzl hangt dan ook boven het spreekgestoelte van de Israëlische Knesset en onder dat portret riep David Ben Goerion (oorsponkelijke naam Grün) in 1948 de Zionistische staat uit. Herzl en Yusuf Khalidi spreken naast elkaar. Yusuf Khalidi is bevreesd voor wat de Palestijnen te wachten staat en Herzl gaat niet in op de kwestie. Een jaar eerder had hij nochthans daarover een discussie met twee andere medestichters van het zionisme op de Oriënt-Express, op weg naar de Ottomaanse Sultan om hem warm te maken voor hun kolonisatiepoging. Hun conclusie was: “Ze geen werk geven en zonder dat iemand het merkt ze over de grens zetten.” Hij gebruikte het Duitse woord ‘unbemerkt’, de huistaal van de Zionisten was toen Duits. Het zionisme is trouwens oorspronkelijk een door joodse Duitsers gestichte beweging en hun eerste congressen gebeurden dan ook in het Duits.

herzl-sultan-1901

Daarna volgt zeer uitgebreid zijn overzicht over hoe de Zionisten, na de Eerste Wereldoorlog hun kolonisatieplannen door oorlog konden doorzetten. De Britten zullen nog voor ze de Ottomanen definitief in de regio verslaan de zionistische kolonisatie steunen via hun minister van Buitenlandse Zaken en voormalig premier Lord Balfour, een notoire antisemiet. Hij werd nog door de eerste zionistische congressen als dusdanig bestempeld omdat hij bij wet (1905) de toegang tot Groot-BrittannIë ontzegde aan de massa Oost-Europese joden die daar de pogroms ontvluchtten. Ze naar Palestina laten gaan was voor hem de oplossing en zo werd hij de grote vriend van de zionistische leiders. We  zien nu nog iets dergelijks gebeuren. Poolse en Hongaarse ultra-rechtse premiers steunen Israël omdat ze weten dat grote groepen Israëli’s in hun land hun roots hebben. Een sterk Israël is de beste waarborg dat ze, godverhoede denken zij, ooit terugkomen.

De Britten steunden op allerlei vlakken de zionistische kolonisatie in Palestina, vooral politiek. Zo kreeg de beweging de mogelijkheid om daar een primitieve staatsmacht op te bouwen en ook, ondermeer door economische akkoorden met Nazi-Duitsland (tussen 1933 en 1939) een eigen economische macht.

Staking 1936

Daartegen reageerden de Palestijnen in 1936 met een grote algemene staking en met een guerrilla-oorlog tegen de kolonisator die in zijn repressie (op een bepaald moment was er 1 Brits militair voor elke 4 mannelijke burgers) ook een beroep kon doen op de eerste zionistiche milities, die later aan de basis zouden liggen van het Israëlisch leger.

Palestijnse vrouwelijke strijders in de jaren 1930

 Leider en groot boegbeeld van dat verzet was Azzedin al Qassam. Een islamitische geestelijke die vanaf de jaren 1920 werkte onder de Palestijnse arbeiders. Katholieken zouden hem nu een ‘priester-arbeider’ noemen. De man heeft een blijvende indruk op het latere Palestijnse verzet achtergelaten. Niet alleen schreef de communistische auteur en kopstuk van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina, Ghassan Kanafani een biografie van al Qassam, ook de militaire vleugel van Hamas en hun zelfgemaakt artisanale raketten zijn naar hem genoemd. Hij ligt begraven in een verwoest dorp onder Haifa, Balad es Sheikh en de begraafplaats was in 1974 toen ik ze bezocht totaal verwoest, maar zijn graf bleef herkenbaar.

Ingang Kerkhof

 Ook de Palestijnen in Galilea kenden hem nog, want ik kon jaren geleden op een nacht mee op stap met twee leden van het “Skrewdriver Liberation Front” (het waren anarchistische artiesten). Zij zouden proberen het graf te redden en het te verplaatsen naar hun Arabische stad in Galilea. Maar met twee koevoeten en een schroevendraaier is dat niet gelukt. Zelf heb ik wel een siersteen van dat graf gerecupereerd. Het ligt nu in mijn Palestina bibliotheek. Maar dit terzijde.

Graf van Azzedin al Qassam in 1991

 Na het neerslaan van de Palestijnse staking en hun daarop volgende gewapende revolte stonden de zionisten sterk genoeg om los van de Britten te ageren. Die hielden na deze opstand en de daarop volgende gewapende strijd teveel rekening met de Palestijnse verzuchtingen. Dus keerden na de Tweede Wereldoorlog de zionisten zich tegen hun vroegere beschermers, en vooral tegen de Palestijnen. Ik heb het hier uitgebreid over die eerste fase van de kolonisatie gehad omdat in vele werken die periode zwaar onderbelicht wordt. Niet bij Khalidi die dan daarna alle volgende oorlogen tegen de Palestijnen beschrijft.

1948 De Naqba, de ramp.

De zogenaamde onafhankelijksoorlog van Israël in 1948 waardoor zij tegen het VN-verdeelplan in het grootste deel van Palestina veroverden, noemen de Palestijnen “al Naqba,” De Ramp. De Arabische landen konden weinig tegenstand bieden, want waren nog onder Europese controle. Zowel het leger van Egypte, als dat van Irak en Jordanië werd door Britse officieren geleid.  Alleen de Palestijnen zelf probeerden terug te vechten onder leiding van de charismatische Abdal Qadir al Husseini

Abdal Qadir is de man in het midden, rechtop.

Het hielp niet. Nog voor de staat Israël officieel werd uitgeroepen werden Tiberias ( 5000 Palestijnen) , Haifa (63.000 Palestijnen), Safad (10.000), Beisan, nu BeitShean (5.00) en West-Jeruzalem veroverd en de Arabische bevolking grotendeels verdreven. Daarna volgden Lydda, nu Lod (17.000), Ramla (15.000), Akka (12.000) en Jaffa (66.000). Geen onbelangrijke aantallen voor die tijd, nog belangrijker: meer dan 400 dorpen werden verwoest. Het was een aanzet tot etnische zuivering.  De achtergebleven Palestijnen en hun landgenoten op het platteland werden gereduceerd tot een etnissche minderheid die daarna tot 1966 aan een strikt militair bestuur werden onderworpen, een voorafspiegeling van wat later – na 1967 -in de rest van Palestina zou gebeuren

1967, de verovering voltooid.

 Heel Palestina, de Egyptische Sinai en de Syrische Golanhoogte werden tijdens de Juni-oorlog van 1967 veroverd. Een grote verandering gebeurde in het machtsevenwicht gebeurde na die oorlog. De oude koloniale machten, Groot-Brittanië en Frankrijk werden in het Midden-Oosten door de nieuwe supermacht, de Verenigde Staten grotendeels geneutraliseerd.  Hierbij speelden natuurlijk hun oliebelangen. Waar het Verdeelplan van 1947 nog voorzien had in een aparte Palestijnse staat, weliswaar op een onrechtvaardig klein deel van Palestina werd nu UNO-resolutie 242 gestemd waardoor de kolonisatie van Palestina wordt herleid tot een vluchtelingenprobleem.

De Palestijnen in ballingschap reageerden met gewapend verzet. Fatah dat al in 1965 was opgericht kreeg nu gezelschap van andere verzetsbewegingen zoals het Volksfront en ze namen de PLO (Palestijnse Bevrijdingsorganisatie) over. Die was iets daarvoor door de Arabische liga opgericht en ze maakten er de koepel van hun  verzet van. Hun gewapende strijd kende een kort en beperkt militair succes, maar het psychologisch succes in de Arabische wereld en daarbuiten was enorm. 

Fedayin1969

Het vervolg van het verhaal vertelt Rashid Khalidi uitgebreid: de teleurgang van het zogenaamde ‘Vredesproces’ in onderhandelingen als Camp David (1978), Madrid (1991) en Oslo (1993). Khalidi beschrijft heel gedetailleerd wat er gebeurde en is een geweldige bron van informatie, want goedgeplaatst. Zo was hij een van de Palestijnse onderhandelaars in Madrid (1991) en het is dan ook ontluisterend hoe hij vertelt dat terwijl de onafhankelijke onderhandelaars uit bezet Palestina: Hanan al Ashrawi (Westbank) en Abdal Shafi (Gaza) en hijzelf (Jeruzalem) proberen in Madrid nog een minimale referentie te krijgen naar een Palestijnse onafhankelijkheid op lange termijn, zij in het geheim worden schaakgezet door Arafat en de PLO die in Oslo (ver weg van de pers) ingaan op een voorstel van de Israëli’s dat later zal tot gevolg hebben dat de Palestijnse Autoriteit nu verworden is tot de plaatselijke politiemacht van de bezetter.

De twee Intifadah’s, die ook uitgebreid worden geanalyseerd hebben daar niets aan kunnen verhelpen. Zijn conclusie is dan ook vernietigend: zowel Fatah als Hamas, stelt hij, hebben minder voor de Palestijnse zaak verwezenlijkt dan de BDS-beweging voor boycot en sancties en studentenactivisme.

Het boek is meer dan de moeite waard, maar toch twee bedenkingen.

Twee bedenkingen

De Nederlandse verstaalster kent de problematiek blijkbaar niet echt. Zo zijn er enkele termen (lichtjes) onjuist vertaald. Maar vooral, had men bij de Nederlandse vertaling misschien af en toe een extra voetnoot moeten zetten die verwijst naar België en Nederland. Mij stoorde het bijvoorbeeld dat wanneer Khalidi het heeft over de PLO-vertegenwoordigers die in de jaren tachtig door Israël of hun bondgenoten werden vermoord, hij  Naim Khader niet vermeldt. Naim werd in juni 1981 voor zijn huisdeur in Elsene vermoord. Hij was een biezonder man. Niet het type van PLO-vertegenwoordigers die we hier nu kennen, die zich vooral laten zien op recepties. Hij trok het land in – ik heb nog vertaler voor hem gespeeld als hij in Vlaanderen ging spreken voor kleine activistengroepen. Maar, hij was ook de man die een alliantie zocht met anti-zionistische Israëli’s. Zo heeft hij meegewerkt aan twee gezamelijke boeken met hen: Towards a Socialist Republic of Palestine (1978), met o.a.Uri Davis en Akivah Orr en het jaar van zijn dood, Debate on Palestine.

Ook de procedure die in 2002 hier in België was opgestart tegen Ariël Sharon voor de moordpartijen in de Palestijnse kampen van Beiroet (en waaraan hij trouwens in Israël zelf is schuldig bevonden) had een voetnoot mogen krijgen. Die rechtzaak werd voortijdig afgebroken omdat men de wet tijdens de procedure wijzigde. Dankzij de tussenkomst van de Israëlvrienden Verhofstadt en vader Michel. Zij pochten erzelf op in sommige joods-Belgische media.

Naast het diplomatieke gebeuren, de activiteiten van de PLO en het verzet in de in 1967 bezette gebieden, was er ook in Israël zelf, bij de Palestijnen die nu nog wonen in Haifa, Akka, Ramla, Lydda of Nazareth een groot cultureel verzet. Daarover staat bijna niets in zijn boek. Hij beperkt zich tot een summiere opsomming van auteursnamen (p. 142). Maar die intellectuelen werkten ook mee aan het lokaal verzet, vooral tegen de nog steeds voortschrijdende grondonteigeningen. Zo was er: de Al Ard beweging, waar Mahmud Darwish een van de leiders was, de Abna al Balad (Kinderen van het Land) waaruit de jaarlijkse Yaum al Ard/Dag van de Aarde in maart is voortgekomen, en natuurlijk ook die artiesten zelf. Die konden publiceren dankzij de cultuurbijlage van de communistische krant Al Ittihad in Haifa. Voor hen beschouwden vele Arabieren de Palestijnen die in Israël waren achtergebleven als een soort collaborateurs. Dat werd meer dan rechtgezet. Mahmud Darwish is er de bekendste van. Maar ook anderen zoals de dichter Samih al Qassim : hij was een veel gevraagde gast op bruiloften in Galilea en bracht er zijn verzetspoezie, ondanks het feit dat hij daarvoor in de Israëlische gevangenis had gezeten. Om zich moed te geven dronk hij voor ieder optreden “Arab Beer”, te weten lokale Israëlische pils met een grote kwak whisky erin. Ik heb het zelf meegemaakt toen ik, lang geleden bij hem logeerde in Haifa. En ‘s ochtends draaide hij de steevast de plaat van Nina Simone ‘Don’t let me be misunderstood’. Ik heb Nina Simone zo ontdekt. Van culturele uitwisseling gesproken.

Of Tawfiq Zayad, dichter en communistisch burgemeester van Nazareth – niets is wat je denkt dat het is, heel Nazareth stemde toen communistisch ! Ze stemden communistisch maar verkochten wel aan de katholieke bedevaarders zakjes met Holy Land Earth. Of nog Salim Jibran (ook van Nazareth), erg onderschat want een van zijn bekendste gedichten gaat over de stad Safad, na 1948 compleet verjoodst: 

“Vreemd ben ik, hier Safad.

De huizen heten mij welkom,

de nieuwe bewoners jagen mij weg….”

Het doet denken aan het gedicht van de beroemde Nizar Qabbani over Cordoba (een stad gesticht, en met een Arabische architectuur die dezelfde is als die van Damascus):

“In de smalle straatjes van Cordoba

gebeurde het vaak 

dat ik een hand in mijn zak stak

op zoek naar de sleutel 

van mijn huis in Damascus.”.

Foto Safad Nu

Wie eerst kwam weet ik niet, maar het gevoel dat het Palestijnse intellectueel verzet toen had was: Palestina mag nooit het lot van al Andalus ondergaan. En dat werd in heel de Arabische wereld gedeeld en verspreid door Fairuz, de zangeres die toen bij de Palestijnen populairder was dan Um Kalthum – en dat wil wat zeggen-. Ze bracht toen niet alleen de plaat “Andalusyat” uit maar ook eentje over de veroverde en verjoodste steden : Jeruzalem, Beisan, Jaffa, met als laatste lied “Op een dag zullen we terugkeren”. Dat werd dan ook de titel van haar volgende plaat.

Ook deze artiesten bewaarden het geheugen van Palestina, net als de Al Khalidi bibliotheek.

De honderdjarige oorlog tegen Palestina, Rashid Khalidi

(De Bezige Bij, 2023)