Collage Tomas Ronse

Door Eddy Bonte

Een moreel systeem staat of valt met de coherente en consequente toepassing ervan. Anders vervalt men in willekeur, die wordt verdoezeld door een flinke laag hypocrisie. Helaas is precies dát aan de hand in het debat over het conflict tussen Rusland en Oekraïne: een onophoudelijke stroom hypocrisie die verbergt dat we onze morele uitgangspunten willekeurig toepassen, met een compleet gebrek aan geloofwaardigheid tot gevolg. Bijvoorbeeld: waarom een agressor kan worden beschuldigd van oorlogsmisdaden terwijl oorlog zelf geen misdaad is.

Principe versus casus

Tegenstanders van Rusland begonnen vrij snel te schermen met mensenrechten. Die worden niet voorgesteld als rechtspraak, maar wel als een moreel sluitend systeem, een elementaire set waarden waar niemand om heen kan. Aan de toepassing of de schending ervan, kan worden geoordeeld of een persoon, een groep, een natie of een instelling zich ‘juist’ of ’fout’ gedraagt en tegelijk ook ‘goed’ of ‘slecht’. Eenvoudig gezegd: wie de mensenrechten niet respecteert handelt immoreel, mag derhalve worden gestraft (bijv. middels economische sancties), voor de rechter worden gedaagd (het Internationaal Strafhof) of worden uitgesloten van internationale gremia (bijv. in de VN).

Een moreel systeem staat of valt echter met de coherente en consequente toepassing ervan. Roept men de het criterium mensenrechten de ene keer wel en de andere keer niet in, dan mogen we van willekeur spreken. Principes worden dan ingeruild voor casuïstiek.
Die willekeur dekken we dan toe met hypocrisie. En dat is duidelijk het geval met de oordelen die worden geveld over het conflict Rusland-Oekraïne.

Hypocrisie 1: schending der Mensenrechten

Gesteld dat Rusland moet worden aangepakt omdat het de mensenrechten in het algemeen schendt, dan rijst toch de vraag waarom dergelijke stap nooit werd overwogen in het geval van, bijvoorbeeld, Saoedi-Arabië. Dat land heeft de Mensenrechtencommissie van de VN voorgezeten, maar schendt systematisch de mensenrechten, meer speciaal de vrouwenrechten. Dit jaar werden in Saoedi-Arabië al meer dan honderd mensen geëxecuteerd, waarvan 81 op één dag. In dat land staat de doodstraf niet alleen op verkrachting en moord, maar ook op hekserij, overspel, sodomie, homoseksualiteit en geloofsafval. Of Iran, want dat is een theocratie van het zuiverste soort en dus geen rechtsstaat. Of Turkije, waar de voorbije paar jaar 150.000 burgers de bak in vlogen, noem ze maar gerust politieke gevangenen. Of Libië, of …
Er bestaan nogal wat regimes die mensenrechten schenden op grote schaal, maar waartegen amper of helemaal niet wordt opgetreden. Lukoil kan niet, maar Q8 wel.
Enkel en alleen Rusland uit de Mensenrechtencommissie van de VN weren, is een heel sterk staaltje van willekeur, dat ook hier wordt toegedekt door hypocrisie.

Hypocrisie 2: oorlogsmisdaden

Gesteld dat het Russische leger oorlogsmisdaden pleegt, d.w.z. opzettelijk geweld op ‘onschuldige burgers’, dan rijst toch de vraag waarom andere landen hiervan nooit werden beschuldigd. De voorbeelden liggen voor het rapen: Israël, de Verenigde Staten (Afghanistan, Libië …), Jemen, Ethiopië, Syrië.
Eigenlijk zou elk land dat oorlog voert voor het Strafhof moeten verschijnen, want een oorlog zonder oorlogsmisdaden bestaat niet. Overigens: elk gewapend conflict maakt slachtoffers onder de burgerbevolking. Niet alleen een oorlog als dusdanig, maar evengoed bezettingen, annexaties, gewapende opstand (guerrilla, bijv.) en, per definitie, burgeroorlogen.

Hypocrisie 3: oorlog kan

Het sterkste staaltje van hypocrisie bestaat erin om oorlogsmisdaden te veroordelen, maar niet de oorlog zelf. Na eeuwenlang gefilosofeer over ‘juiste’ (‘goede’, ‘verantwoorde’) en ‘foute (‘ slechte’, ‘onverantwoorde’) oorlogen, eerst met de Bijbel en nu met de Mensenrechten in de hand, blijft deze conclusie overeind: oorlog an sich is geen misdaad. Integendeel: een oorlog kent wetten en gebruiken en oorlogsmisdrijven zijn simpelweg “schendingen van de ‘wetten en gebruiken’ van de oorlog” (Openbaar Ministerie, Nederland, https://www.om.nl/onderwerpen/internationale-misdrijven/uitleg).

Kortom, er bestaan derhalve nog altijd ‘juiste’ oorlogen, waardoor uiteraard ook nog altijd ‘foute’ oorlogen bestaan – anders zou men geen ‘juiste’ oorlogen kunnen voeren. En dat mag, want een misdaad is het niet.

Deze eenvoudige vaststelling wordt ondersteund door een moderne notie van geweld, het kenmerk bij uitstek van een oorlog. Geweld wordt in twee variëteiten gepresenteerd, namelijk ‘proportioneel’ en ‘disproportioneel’.
Simpel gesteld: geweld kan. Logisch, aangezien oorlog kan.

Bovendien wordt de aanvaardbaarheid van geweld en oorlog sinds enige tijd onderbouwd door een nieuw begrippenkader: het humanitaire, ook wel ‘de menselijkheid’ genoemd. Het begon met ‘le droit d’ingérence’, dit is het recht om militair tussen te komen indien humanitair verantwoord. De tweede, aangepaste versie staat bekend als ‘la responsabilité de protéger’. De dubbele verschuiving van ‘recht’ naar ‘verantwoordelijkheid’ en van ‘tussenkomen’ naar ‘beschermen’, verbreedt en vergemakkelijkt het actieterrein: juridische motivatie (een recht) wordt vervangen door een gevoel, een innerlijke dwang, een moreel criterium, of beter, twee morele criteria: verantwoordelijkheidszin en bescherming.
Conclusie: oorlog kan, indien onderbouwd met de juiste, in casu humanitaire argumenten.
Die zijn gauw gevonden, aangezien niemand pretendeert oorlog te voeren uit sadisme of onbedwingbare vernietigingsdrang. Integendeel: het grofste geweld wordt gepleegd met als argument of alibi dat men het goede beoogt, d.w.z. het kwade bestrijdt.

Frans Masereel 1956

Hypocrisie 4: schuldige en onschuldige slachtoffers

Hoe dan ook, kunnen binnen het bestek van de oorlog wel degelijk oorlogsmisdaden worden gepleegd, dit zijn misdaden die eigen zijn aan de oorlog – die zelf geen misdaad is. Dat is het geval wanneer de oorlogvoerenden geweld plegen op burgers, meer bepaald op ‘onschuldige burgers’, bijvoorbeeld verkrachting, executie of foltering.
Ipso facto moeten deze worden onderscheiden van misdaden in niet-oorlogstijd, hoewel ook dan verkrachting, executie en foltering voorkomen.

Het oorlogsgeweld wordt op zijn beurt in twee subcategorieën verdeeld:tussen geweld als misdaad en verantwoord geweld;
t
ussen onschuldige (burgers) en verantwoorde slachtoffers (soldaten).

In dit verband, valt op dat militairen en burgers strikt gescheiden worden. De ‘gewone’ burgers laten de verdediging van hun land over aan militairen, hoewel dat natuurlijk evengoed burgers zijn, een soort gespecialiseerde burgers die tegen betaling de bescherming van hun medeburgers op zich nemen. Deze tweespalt typeert de moderne, liberale staten waar de overheid (hier: het leger) en de burger als twee gescheiden entiteiten worden voorgesteld – terwijl ze eigenlijk uit elkaar bestaan en elkaar veronderstellen.

Een agressor mag wel degelijk dood en vernieling zaaien, op voorwaarde dat hij de juiste mensen doodt op de juiste manier. Anders is het een misdaad.
Lukt dat?
De term ‘collateral damage’ alleen al, toont aan dat het onderscheid niet sluitend is en dus problematisch. Dat bleek telkens opnieuw toen de NAVO tussenkwam in de Joegoslavische oorlogen.
Bovendien nemen aan elke oorlog ook ‘gewone’ burgers deel. Dat heet verzet, maquis, guerrilla, underground. Zowel mannen als vrouwen treden toe tot gewapende verzetslegers, plegen individuele gewelddaden (sabotage bijv.) of opteren voor een onrechtstreekse en geweldloze aanpak, zoals burgerlijke ongehoorzaamheid, de organisatie van vluchtroutes of ondergrondse persactiviteiten. Zelfs kinderen worden bij gelegenheid ingeschakeld.
In ‘The Partisan’ bezingt Leonard Cohen een typevoorbeeld. Een ‘gewone’ burger wordt geëxecuteerd omdat ze partizanen verborg:
“An old woman gave us shelter
Kept us hidden in the garret
Then the soldiers came
She died without a whisper”

Door deel te nemen aan het conflict, houden ze op ‘gewone’ en vooral ‘onschuldige’ burgers te zijn. De veelvuldige guerrilla’s van de voorbije eeuw, bewijzen ten overvloede dat veel burgers zich wel degelijk betrokken voelen en zo de kloof met hun overheid weer dichten. Wanneer de Oekraïense president Zelensky zijn onderdanen – de ‘gewone’ burger dus – oproept om zich te verzetten, probeert hij op zijn beurt die kloof te dichten.
De bijdrage van burgers kan beter niet worden onderschat.

De kloof wordt gedicht met vaderlandsliefde, nationalisme en militarisme – zelden met een oproep tot vrede. Nogal wat jongeren vormen paramilitaire groepen en nemen deel aan trainingskampen. Wapenleveringen door de NAVO of bevriende naties, zullen uiteraard deels bij burgers terecht komen.

Speciale onderzoekscommissies kunnen dus op zoek gaan naar strafbare feiten door oorlogsmisdadigers gepleegd op onschuldige burgers – terwijl de oorlog zelf niet als misdaad wordt beschouwd en burgers wel degelijk actief betrokken zijn – op verzoek van hun president en met steun van de NAVO.

De ware toedracht

Door het conflict Rusland-Oekraïne continu onder de aandacht te brengen vanuit de invalshoek ‘mensenrechten’ en alle andere casussen te verzwijgen, verbergt men de ware toedracht van het conflict, een toedracht die minder handig verkoopbaar is aan het grote publek dan de verontwaardiging die wordt opgeroepen door burgerslachtoffers, in het bijzonder vrouwen en kinderen. De ware toedracht is simpelweg de gebruikelijke toedracht van de moderne oorlog: de vrijwaring van economische belangen onder de klassieke vorm van stijgende productiecapaciteit, nieuwe afzetmarkten, waardevolle grondstoffen en goedkope werkkrachten, met een geostrategische en dus militaire uitbreiding als bonus.
Ideologische tegenstellingen spelen hier niet echt een rol.

Coherent en consequent handelen volgens het morele uitgangspunt “mensenrechten”, zou haast onmogelijke taken en opdrachten met zich mee brengen. En dus duidelijk maken dat we niet in staat zijn om die daden te verrichten die voortvloeien uit de mooie woorden van onze principes. Maar vooral omgekeerd: dat we deze mooie woorden zelfs niet wensen aan te passen of in vraag te stellen wanneer blijkt dat de daden die eruit voortvloeien stranden op hypocrisie, met de bijhorende leugens en demagogie.
Erger: de geloofwaardigheid van de principes wordt aangetast, zodat ze een schietschijf vormen voor populisten en rechtse elementen.

Dat de andere partij ook de hypocriet en de populist uithangt, verschoont onze houding niet en bezorgt ons nog geen gelijk. Immers: andermans fouten kunnen nooit dienen als richtlijn of excuus voor ons gedrag, want dan loochenen we opnieuw waar we voor staan. Of zeggen voor te staan.

www.eddybonte.be