Door Eddy Bonte

Gejuich op alle banken en in alle rangen, toen het Internationaal Strafhof een arrestatiebevel uitvaardigde tegen Poetin. Dat gejuich lijkt op het eerste gezicht verantwoord, want is Poetin niet een boosdoener en wordt het niet hoogtijd dat loontje om zijn boontje komt? Maar over welke rechtsgrond beschikt het Strafhof eigenlijk?  

Er schort immers een en ander aan het Internationaal Strafhof:
1 het opereert in een rechtsstaatkundig vacuüm;
2 het gebruikt het concept ‘burger’ niet;
3 het verwart recht en moraal;
4 het hanteert het principe van de rechtvaardigheid niet.     

Foto: Twitter

1 Het Internationaal Strafhof verricht zijn arbeid in een rechtsstaatkundig vacuüm
Even ter herinnering. Elke democratische rechtsstaat berust op drie machten: de wetgevende (het parlement), de uitvoerende (de regering) en de rechterlijke, m.a.w. het complete gerechtsapparaat van rechtbanken en hoven. Het gaat wel degelijk om een drie-eenheid, wat betekent dat de rechterlijke macht haar legitimiteit uitsluitend te danken heeft aan de symbiose met de overige twee.  
De scheiding tussen de drie machten is bedoeld om de onafhankelijkheid van elke macht te garanderen. Een rechterlijke macht die niet gekoppeld is aan de overige twee werkt niet onafhankelijk – maar autonoom! Onafhankelijkheid is echter geen autonomie. Autonoom opererende rechterlijke machten vindt men in autoritaire, autocratische en dogmatische regimes, waar bijzondere rechtbanken schering en inslag zijn.   

Welnu, het Internationaal Strafhof (IS) is niet gekoppeld aan de overige twee machten: noch aan een parlement, noch aan een regering. 

Men zou kunnen opwerpen dat het Strafhof over legitimiteit beschikt omdat het werd opgericht door een pact van staten, maar die vormen geen staatkundige entiteit. Het Strafhof schrijft zelf dat het een aanvullende rol speelt: “it seeks to complement, not to replace national Courts”. Men kan evengoed zeggen dat de ondertekenaars van het pact een aantal specifieke bevoegdheden hebben uitbesteed. Dat het IS ook over een eigen gevangenis beschikt, beklemtoont dat we te maken hebben met een uitzonderingsrechtbank, nog zo’n kenmerk van autoritaire, autocratische en dogmatische regimes. 

Kortom, het Internationaal Strafhof opereert in een rechtsstaatkundig vacuüm.

Het Internationaal Strafhof in Den Haag. Foto Wikicommons

2 Door die staatkundige leegte, verdwijnt het concept ‘burger’ uit het vocabularium van het Strafhof
In een rechtsstaat is het begrip ‘burger’ op juridisch en staatkundig vlak onontkoombaar: het is precies als burger, dus als lid van een samenleving, dat men door die samenleving en haar rechtspraak ter verantwoording kan worden geroepen, veroordeeld en gestraft – en niet door om het even welke samenleving of gelijk welk juridisch systeem. Anders hebben begrippen als ‘soevereiniteit’ en ‘jurisdictie’ geen zin. Het is dan ook logisch dat burgers van landen die het Strafhof niet erkennen, niet voor dat Hof kunnen worden gedaagd.  

In de praktijk echter, omzeilt het Strafhof dit fundamentele principe omdat zijn opdracht enkel op individuen slaat en niet op burgers: “Trying individuals for genocide, war crimes, crimes against humanity, and aggression”. 

Zo wordt Poetin verengd tot een individu zonder staatkundige, civiele of juridische binding. Hij is een misdadiger zonder meer, een abstractie: de Misdadiger met Misdadigheid als diepste wezenskenmerk, zeg maar de Duivel of, naar Angelsaksisch gebruik: Het Kwade. Zoals elke duivel kan Poetin dan ook principieel worden opgejaagd, aangeklaagd en veroordeeld, bijvoorbeeld door het Strafhof dat zijn jurisdictie te buiten gaat. Een wanted man-scenario, maar beschaafd verpakt.  

Het Strafhof velt derhalve zuiver morele oordelen en begaat zo een kapitale fout: rechtspraak gelijkstellen met moraal, de wetsovertreding doen samenvallen met zonde.

3 Het Internationaal Strafhof verwart recht en moraal. 
In onze christelijke traditie, is de overlapping van recht en moraal een oud zeer. 

De vrijzinnigen onder ons zouden het zich kunnen herinneren. Abortus was verboden voor iedereen op basis van één moraal voor allen (in casu de katholieke). Daarom wilden vrijzinnigen abortus uit het strafrecht halen en zo het recht loskoppelen van één moraal. Wat zonde betekent voor een katholiek, kan niet als inbreuk op de wet worden verhaald op de andersdenkende. 

Foto: Solidair

Eigenlijk is het de geplogenheid in elke samenleving waar een dogma aan de macht is, bijvoorbeeld in het christendom, het jodendom en de islam.  Elk  aspect van het leven, ook de rechtspraak, wordt dan gestuurd door de godsdienst die ook moraal is. Paradoxaal genoeg, bestaat in zo’n theocratisch bestel eigenlijk geen noodzaak aan recht, enkel aan de uitvoering van de straf die voortvloeit uit de zonde. In dergelijk systeem is het recht niet des mensen, maar onbetwistbaar van aard, ‘gegeven’ en in wezen dus goddelijk.

Het dogmatisch denken waardoor rechtspraak en moraal samenvallen is echter geen exclusief kenmerk van godsdiensten, want deze overlapping is al  een tijdje doorgedrongen in de internationale wetgeving. Een term als “schurkenstaat” is daar één voorbeeld van: verdere verantwoording is niet nodig, want Het Goede hoeft zich niet te verantwoorden voor de uitroeiing van Het Kwade. Zo dacht de Paus, zo dacht Luther, zo denken de islamisten, zo denken de zionisten en zo denken de Amerikaanse presidenten. 

En zo denkt “de internationale gemeenschap”, een abstractie en juridisch compleet loos begrip. Deze abstracte “gemeenschap” beroept zich op een abstracte maatstaf die in het Nederlands “de menselijkheid” heet, een begrip dat pretendeert De Mens te kunnen vatten in zowel zijn juridische als morele kern. Is er niet langer één God, dan is er toch één Mens. Als veruitwendiging van “de internationale gemeenschap”, is het Internationaal Strafhof in hetzelfde dogmatische bedje ziek: het handelt naar één moraal, verwart die met recht en legt die aan iedereen op, ook aan wie zijn normen niet aanvaardt. Vanzelfsprekend kan men zijn normen in dat geval enkel afdwingen met geweld en geweld wordt enkel met succes bekroond tegenover een zwakkere partij. 

Het is geen toeval dat het Hof bij voorkeur actief is in Afrika, waar het zich specialiseert in derderangsfiguren die actief zijn in zwakke staten, vaak in een burgeroorlog gewikkeld en stuk voor stuk Europese oud-kolonies, zoals Soedan, Oeganda, Mali en de Centraal Afrikaanse Republiek. Naast de berechting van enkele zware oorlogscriminelen, vinden we ook dossiers die we symbolisch zouden kunnen noemen, ware het niet dat ze getuigen van hoogmoed, meerderwaardigheid en schijnheiligheid. Zo kreeg Ahmad Al Faqi Al Mahdi negen jaar zijn broek als “co-perpetrator of the war crime consisting in intentionally directing attacks against religious and historic buildings in Timbuktu, Mali”. 

Het Strafhof heeft daarentegen geen enkele aanklacht lopen in Zuid-Amerika of het Midden-Oosten. Naast het lidmaatschap van staten die in een internationale strafrechtelijke context compleet onbetekenend zijn, zoals Liechtenstein, San Marino, Andorra, San Marino, Fiji, de Marshall Eilanden i tutti quanti, ontbreken Rusland, de Verenigde Staten, Israël, China, Irak, Iran, India, Pakistan, Turkije, Saoedi-Arabië, en zo meer.

Een wetgeving die samenvalt met één moraal voor iedereen en die derhalve met geweld moet worden afgedwongen, is echter niet lang houdbaar. Voortdurend moeten morele keuzes juridisch worden gelegitimeerd. Het ideale hulpmiddel heet hypocrisie.   

Het Internationaal is Strafhof bevoegd voor “four main crimes”: genocide, crimes against humanity, breaches of the Geneva conventions in the context of armed conflict, crimes of aggression”, waarbij “crimes of aggression” wordt omschreven als “use of armed force by a State against the sovereignty, integrity or independence of another State”. Dat lijkt wel de definitie van oorlog, maar dat is buiten de hypocrisie van het Hof gerekend. 

Foto Wikicommons

Zou men oorlog kunnen voeren zonder misdaden te begaan? 

Wie de oorlog veroordeelt, dient natuurlijk ook de achterliggende mechanismen te veroordelen, bijvoorbeeld het sacrosancte liberale economische systeem dat rust op verovering, machtswellust, roof, onblusbare winsthonger en een gestoorde kijk op het milieu. Dàt systeem veroorzaakt oorlog, het kàn niet zonder oorlog. Het is dus op zijn minst hypocriet om de oorlog niet te veroordelen, maar wel de impliciete, onontkoombare gevolgen, zoals lichamelijke en geestelijke schade, diefstal of de vernietiging van niet-militaire doelwitten.

Als toppunt van hypocrisie wordt de oorlog zelfs normaal bevonden en uit de morele handleiding geschrapt: men mag geen burgers folteren of verkrachten en het is een misdaad om historische monumenten te liquideren, maar men mag wel net zoveel soldaten ombrengen als men wil, zoals men lustig een groot deel van de infrastructuur mag vernietigen, op voorwaarde evenwel dat de burger er geen nadeel van ondervindt, bijvoorbeeld geen kou lijdt.   

Die strikte scheiding tussen burgers en militairen, heeft een hoog artificieel gehalte. Zo zijn burgers de eersten om in het verzet te gaan, wat ook in Oekraïne is gebeurd. Duidelijk is wel dat burgers niet geacht worden zich te mengen in de strijd, d.w.z. dat burgerlijk verzet als storend, onwenselijk en schadelijk wordt beschouwd. Die zienswijze past volledig in de logica van het Hof: de oorlog voor de militairen en de rechtspraak voor de magistraten. Een oorlog zonder burgerslachtoffers behoort tot het rijk der fabeltjes. 

Eeuwenlang konden Westerse machthebbers met hun dogmatische moraal ongestoord ‘recht spreken’ over heel de wereld en de mensen indelen in gelovigen en ketters, beschaafden en wilden. Dat wil al een tijdje niet meer zo goed lukken, maar misdaden tegen “de menselijkheid” doet het uitstekend als Ersatz. Dat begrip is evengoed dogmatisch, dus onbetwistbaar, want intrinsiek, gegeven en ten gronde van bovenmenselijke aard. Dankzij de “le droit d’ingérence”, d.w.z. ons recht (!) om elders tussen te komen, kunnen dezelfde Westerse machthebbers weer overal ter wereld hun ‘recht’ laten gelden. Of beter: ‘het’ recht, dus los van jurisdictie. Het dogma blijft. De legitimering wijzigt. 

Het Internationaal Strafhof kent de rechtvaardigheid niet
Naast de letter en zelfs naast de geest van de wet, hanteert de rechtspraak ook een paar principes die van wijsheid getuigen, een oeroud juridisch begrip dat wordt overklast door een juridische visie die naar Amerikaans voorbeeld met de dag bijbelser wordt, of moet ik zeggen: oud-testamentischer? Rechtspraak als weerwraak en vergelding.  Een Strafhof: straf als maatstaf, straf als ultiem middel om de samenleving te zuiveren van Het Kwade. Salomon valt in geen wegen te bekennen.

Wat helemaal ontbreekt, is het oeroude principe dat recht ook rechtvaardig moet zijn. Waarom wordt de rol van de Russen in Oekraïne veroordeeld en niet die van de Amerikanen in Afghanistan en de Britten in Irak? Het is van tweeën één: 
a) het optreden van de Russen kan niet door de beugel en dan geldt dit ipso facto voor de Amerikanen en de Britten.
b) we veroordelen de Amerikanen en de Britten niet, derhalve de Russen evenmin. 

En waarom wordt Netanyahu niet gearresteerd? Dat Israël het Hof niet erkent kan, gezien het arrestatiebevel tegen Poetin, geen bezwaar vormen. De rechtvaardigheid is zoek.  

Kort besluit
Het besluit kan kort en eenvoudig zijn: het flinterdunne en eendimensionale palmares van het Internationaal Strafhof (https://www.icc-cpi.int/cases), bewijst ten overvloede de complete onmacht en doelloosheid van een juridisch apparaat dat in het luchtledige werkt, optreedt buiten zijn jurisdictie, een metafysische moraal hanteert die samenvalt met rechtspraak, en uiteindelijk de kern van elke rechtspraak uit het oog verliest: de rechtvaardigheid. 

© Eddy Bonte 18042023

Eddy Bonte (1949) is schrijver, publicist, dichter, radiomaker. “Vrijdenker, atheïst, republikein, rooie, vrijmetselaar.”

https://www.eddybonte.be

Titelcartoon: Wikicommons By Markus Szyszkowitz – Markus Szyszkowitz, CC BY-SA 3.0 de, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=41661994