Door Lucas Catherine

Sommige feestdagen worden in België alleen gevierd door een kleine (culturele) minderheid. Weet u wanneer in 2024 Hanuka valt of Eid al Mulud? Joden en moslims weten het.

En dertig juni? Voor velen is het geen feestdag want dat is de uiterste datum dat je je belastingsaangifte moet invullen.

Maar Kongolezen weten wat dertig juni betekent: de onafhankelijkheid van hun land.

In Matonge is er zoals ieder jaar feest, maar daar werd ook op de vooravond in Cinéma Vendôme een prachtige film gespeeld. Cinéma Vendôme maakt deel uit van de “Koninklijke Schenking”, de Kongolese erfenis van Leopold II die hij aan ‘België’ schonk. De film is van de geronmeerde documentaire-maker Johan Grimonprez.

Soundtrack for a Coup d’Etat vertelt het verhaal van de korte triomf van Patrice Lumumba in New York tijdens zijn bezoek aan het UNO-debat over Kongo. Hoe hij, (en ook Fidel Castro) geweerd werden uit het officiële New York en enkel toegang kregen tot het UNO-gebouw. En ook, hoe hij uit protest opgevangen werd door de Afro-Amerikanen in Harlem. Dat waren niet alleen de Black Panters, maar ook heel de Jazz scène. De film is dan ook een prachtige illustratie van de politieke avant-garderol die de Jazz toen speelde, met prachtige, en vooral interessante interviews met alle belangrijke jazz-idolen. Allemaal archiefopnamen. Een titanenwerk dat inzicht geeft over de rol die jazz heeft gespeeld bij de uitbouw van de Afro-Amerikaanse identiteit.

De film eindigt net voor de dood van Lumumba. Dus, geen happy-end.

Lumumba, zijn speech en ook die bij de onafhankelijkheid op 30 juni waren voor mij als twaalfjarige een traumatische gebeurtenis. Dat was de fout van de Priesters van het Heilig Hart, missionarissen die indertijd door Leopold II waren ingehuurd om de islam in Oost-Kongo te bestrijden. Ik was namelijk op KSA-kamp met hen ergens in de Ardennen en daar werd ons verteld wat voor gruwelijke dingen die Lumumba, noem hem maar de Duivel, over de Belgen vertelde. Over de gruwelijke dingen die zij – die Belgen – zeventig jaar lang hadden goedgepraat geen woord.

Het beeld van Lumumba dat zij mij voorschotelden kwam helemaal niet overeen met mijn beeld over de Kongolezen. Als jonge Brusselaar kende ik die Kongolezen al, niet uit de missionarisverhalen op het college van Jette, maar gewoon van op straat. En dat van toen ik nog aan moeders handje over straat liep. Dat was een heel ander beeld. Grote, struise mannen, fatsoenlijk gekleed, met een grote rieten schotel op hun hoofd, straatventers van snoep: “Bollekes Maria, bollekes tegen de valling en tegen de hoest” En mijn moeder glunderen, want ze heette Maria en ze keek naar mij: ‘Ziede, dane kent ma.’ Of met mijn vader in de volksstaminees waar diezelfde zwarte mannen karaboeja verkochten, de ‘sjokolat van d’erme mensen’.

Karaboeja

Die werd gefabriceerd in de Vlaamse Steenweg en wel dankzij Simon Lisasi, in Brussel ook bekend als Johny. Hij was met een Brusseles en sprak beter Brussels dan mijn moeder, want die kwam uit Oppek (Opwijk) en daar klinkt ons Brabants al een beetje als het Oost-Vlaams.

Simon Lisasi werd, veel later, even belangrijk als Patrice Lumumba, toch wat mijn beeldvorming over Kongolezen betrof. Dankzij zijn ‘karaboeja,’ toen wereldberoemd in Brussel en het Pajottenland, en ook dankzij Hergé. Want wanneer hij voor het eerst Kapitein Haddock introduceert (in Cokes in Voorraad) heet zijn boot De Karaboejan. Niet opzoeken met uw AI-machine. Het is gewoon Swahili voor een stuk (kara) snoep (boeja).

Over Lumumba is veel geschreven, en dus ook een pracht van een film gemaakt. Maar over Simon Lisasi wil ik schrijven. Nu, op dertig juni.

Vergeet Matonge, ook al is het dertig juni.

Matonge bestaat maar sinds de jaren 1970, dat is tien jaar na de onafhankelijkheid. De Kongolezen arriveerden, al voor de Eerste Wereldoorlog, hier in het hart van Brussel, de Vlaamse Steenweg.

Ook Simon Lisasi.

Hij was afkomstig uit Yambanga, een dorp bij Libenge. Dat is uit het verre noordwesten waar de Kongobedding niet langer noordelijk is, maar de stroom uit het Oosten komt. Daar heeft hij waarschijnlijk eerst  als matroos gewerkt op lokale boten die de stroom afvaarden richting Boma, de eerste hoofdstad van Belgisch Kongo. Later is hij daar in dienst gegaan bij de Compagnie Maritime Belge die de fameuze Kongoboten naar Antwerpen organiseerde. Om als mecanicien te werken in het ruim. Kongolezen mochten niet bovendeks werkten, zo wilde het de Belgische koloniale apartheid. In oktober 1911 monstert hij af van de Elisabethville. Het certificaat is ondertekend door kapitein Van Rooy. De Elisabethville zal tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Duitsers worden gekelderd.

Elisabethville

Kongolezen hadden toen het statuut van ‘nationalité belge, sous statut congolais’.Maar Lisasi voelt zich op en top Belg en vestigt zich in het hart van Brussel, tussen het werkvolk, in de Vlaamse Steenweg n°14 dat zal uitgroeien tot een onthaaladres voor Kongolese nieuwkomers. Er komen nog geen Afrikaanse vrouwen toe en al die Kongolezen leren Brussels Nederlands (naast hun cultuurtaal, Swahili) En vooral, ze trouwen met lokale Brusselessen of maken er in ieder geval kinderen bij. Voor Simon wordt het de zestienjarige Hermine Van Welde. Zij zullen pas later trouwen en twee kinderen hebben. Het is dan dat iedereen hem Johny gaat noemen. Een gebruik waarmee men in Brussel en elders niet-Europese voornamen omzeilde. Zo arriveerde in 1964 Larbi Khetouta uit Tanger in Tesselt, waar iedereen hem nu nog Johny noemt.

En dan breekt de oorlog uit. Johny/ Simon Lisasi meldt zich zoals tientallen Brusselse Kongolezen als oorlogsvrijwilliger. Hij zal vanaf augustus 1914 tot september 1919 dienen bij de Lanciers, aan het Ijzerfront. Aan de Ijzer had hij tuberculose opgelopen. Ze krijgen drie kinderen en vestigen zich in Schaarbeek, Navezstraat 93. Een van zijn kinderen vestigt zich later in Blankenberge, de stad met het oudste Kongomonument, daar op de dijk. Zouden er nu nog Lisasi’s aan zee wonen?

Simon Lisasi

De Kongolese oudstrijders staan op hun rechten als Belg. In 1919 richten zij de Union Congolaise op. Simon, nu Johny staat boven op de lijst van de stichters in de oprichtingsakte. De burgerij vindt echter dat ze te ‘radicaal’ zijn. Ze worden zelfs van communisme beschuldigd en koning Albert vaardigt een verbod uit dat Kongolezen verbiedt zich in België te vestigen. De kinderen van wie er al is, krijgen niet langer de Belgische nationaliteit. Ook die van Lisasi niet, ook al is hun moeder Hermine Van Welde een autochtone Brusseles. Onze Kongolese Brusselaars leren nu, als ze dit nog niet wisten, dat kolonialisme de zoogmoeder is van het racisme.