door Jef Coeck

Het hoge woord is eruit: we mogen ‘ramp’ zeggen tegen de barstende en knallende kerncentrales in Japan. Dagenlang werd het woord vermeden door nieuwslezers, experts, journalisten en politici. De kernramp van Fukushima, dus. En alleen daar wel te verstaan, in de rest van de wereld is er niets aan de hand. Niets.

De zedige communicatie over dit gebeuren lijkt in vele opzichten op die andere kernramp – waar we volgens geleerden absoluut geen parallellen mogen mee trekken – die in het Oekraïnse dorpje Tsjernobyl, april1986, volgende maand 25 jaar geleden.

Ook toen was het een ‘plaatselijk ongeval’, maar een deel van de leugenachtige informatie kon gelukkig worden toegeschreven aan het verfoeielijke Sovjet-regime – hoewel Glasnost en Perestrojka al waren afgekondigd door de in het Westen aanbeden Gorbatsjov.

Fu-ku-shi-ma is zo mogelijk een nog nog poëtischer naam dan Tsjernobyl, haikoe-fanaten zijn er volop mee aan de slag. Wat weinigen gezegd willen hebben: er bestaan tientallen potentiële Fukushima’s in Japan en duizenden over de planeet. Het is het type kerncentrale dat mutatis mutandis uiterst populair is in ongeveer alle landen van de Eerste Wereld. Maar behalve wat schijnmaatregelen doen de regeringen, ook de Belgische, voorlopig niets. Behalve wat zeuren over jodiumpillen en over het wel of niet sluiten van onze oudste kerncentrales in 2015. Een plan dat eerst goedgekeurd was maar nu lijkt te zijn afgevoerd onder druk van de elektriciteitsgigant Electrabel.

DE TELETIJDMACHINE AAN

Op 26 april 1986 zou reactor 4 van het kerncentralencomplex in Tsjernobyl worden nagezien en getest. Dat liep uit de hand, de reactor ontplofte. Direct kwamen 31 mensen om en een grote hoeveelheid gevaarlijke radioactiviteit kwam vrij. Hoeveel en hoe gevaarlijk werd niet gezegd en viel vermoedelijk ook niet exact in te schatten. Laten we het houden bij de kwalificatie: ZEER veel en ZEER gevaarlijk.

De hele streek werd op zijn sovjets, d.i. met de nodige vertraging, burocratie en geheimdoenerij, ontruimd. Er stond die dag een Noord- tot Noordwestenwind. Aan het buitenland was nog met geen woord melding gemaakt van de gebeurtenissen. Pas twee dagen later werden de eerste onrustwekkende buitenlandse waarnemingen gedaan in Zweden, dat onmiddellijk alarm gaf. Het stond nu wel vast dat er tenminste één grote radioactieve wolk was gevormd, ergens in het zwerk, en dat ze zich verplaatste. Buiten Scandinavië bleek geen enkele regering zich voorlopig ongerust te maken. Blijkbaar gold het gemakzuchtige axioma: de wolk is er vanzelf gekomen en ze zal dus ook vanzelf wel weggaan. Of was er meer aan de hand? In België, om nu maar ’s een land te noemen?


Experts, journalisten en politici in eigen land verklaarden aanvankelijk en hielden geruime tijd vol dat er voor ons geen enkel gevaar bestond. Op vrijdag 2 mei 1986 hield de populaire weerman Armand Pien zijn wekelijkse radiobabbel met diva Lutgart Simoens van Radio 2 Antwerpen. Deze luisterhit werd altijd al door vele tienduizenden gevolgd – maar nu ongetwijfeld nog meer dan anders. Het was immers de dag na 1 mei, een officiële vakantiedag, en zowat driekwart van het land (schatting) maakte ‘de brug’ naar het weekend. Bovendien had Pien goed nieuws.

‘De luchtvooruitzichten waren zeer gunstig voor ons. Er stond een zuid-west circulatie. En ik weet nog heel goed dat ik gezegd heb: ‘Voor ons bestaat er niet het minste gevaar vanwege de Tsjernobylwolk’. Heb ik gezegd. Toen ik uit mijn bureau op het KMI kwam, kort na die uitzending, stootte ik op een collega gespecialiseerd in radioactiviteit, en hij zegt: ‘Zeg, weet je wat wij vandaag hebben gemeten? 15.000 becquerel- als 15 becquerel normaal is.’ Eerst dachten we dat er iets fout ging met het meettoestel. Nee, dus. De omringende landen hadden allemaal dezelfde meetresultaten. Die vrijdagavond had ik ook mijn wekelijkse weerpraatje op televisie. Had ik één woord teveel gelost, ik zou paniek hebben gezaaid.’

NATIONALE DREIGING, ZWARTE DAG

Over dat vrijdagse weerpraatje en wat eraan vooraf ging, zo dadelijk. Eerst even Pien zelf nog, in onblije herinnering bij zijn 80ste verjaardag (1999), geïnterviewd door de openbare omroep: ‘Het was de zwartste dag uit mijn leven. De radioactiviteit was een stuk hoger dan wat we gemeten hadden bij vroegere kernproeven met atoombommen in de atmosfeer. Ik was zeer verbolgen over het gebrek aan informatie uit de Sovjet-Unie.’

Ongetwijfeld hebben de Sovjets ons belogen en bedrogen, toen niet voor het eerst. Maar wie nog meer hebben ons de waarheid onthouden? Laten we even terugkeren naar de vrije en zonnige vrijdag van 2 mei 1986.

Een vriend en familielid J., werknemer van een belangrijke sociale instelling des lands, maakt ook de brug en gaat vroeg in de ochtend op pad om een van zijn hobby’s te beoefenen: vissen. Met hengel, boek en leeftocht begeeft hij zich naar zijn favoriete visvijver. Het weer is schitterend. Het zonnetje schijnt op zijn bolletje, de vissen bijten niet dus daar heeft hij geen omkijken naar. Hij leest wat en soest wat, ongestoord, de blackberry was nog niet uitgevonden. Laat in de middag keert hij terug naar huis en zet het vroege avondnieuws aan.

Intussen bij Pien: ‘De eerste verontrustende cijfers werden gemeten in Dourbes in het zuiden van het land, één uur later in Ukkel, nog later in Mol, waaruit bleek dat de wind uit het zuiden kwam. De reden was dat zich een heel klein gebiedje van lage luchtdruk had gevormd boven de monding van het Kanaal, en dat de radioactiviteit die over Oostenrijk en Zwitserland hing en langs de oostkant Frankrijk binnenkwam, daardoor met de zuidenwind naar hier werd gedreven. De Fransen zelf hadden niets gemerkt, want zij gaven geen alarm en hun veiligheidsnormen waren zelfs beter dan die in de omringende landen. Vandaar ook dat de Waalse gemeenschap volhield ‘il n’ya pas de radioactivité en France, dus ook niet bij ons’, terwijl de Vlaamse gemeenschap wél maatregelen trof….?’

Maatregelen is een zwaar woord. Er werd vooral vergaderd. Armand Pien: ‘Ik weet nog dat dokter Malcord, direkteur van het KMI, onmiddellijk telegrammen gestuurd heeft naar premier Martens, het Staatssekretariaat van Leefmilieu en alle betrokken instanties en om drie uur ‘s middags zat iedereen al op het kabinet van Staatssekretaris Miet Smet, mét de metingen maar ook met de informatie uit de Sovjet-Unie dat de ramp helemaal niet erg was. Hoe kun je op basis van verkeerde informatie maatregelen treffen?’


In Nederland was een graasverbod voor koeien uitgevaardigd plus een verbod op de verkoop van bladgroenten. De enige radicale maatregel bij ons bestond erin dat het overtrekken van de radioactieve wolk verzwegen werd voor de bevolking. Een van de deelnemers aan het topoverleg was Karel Hemmerechts, grote baas van het radio- en tv-nieuws. Hij verbood weerman Armand Pien om die vrijdagavond in zijn weerpraatje ook maar met één woord te reppen over mogelijk gevaar. ‘Dat zou alleen maar paniek zaaien.’ Uit goede bron is bekend dat er zware woorden vielen tussen Hemmerechts en Pien, die immers gedwongen werd het publiek voor te liegen, tegen zijn wetenschappelijk en ethisch geweten in.

Pien zelf zei daarover in een interview in 2002: ‘Die avond moest ik gewoontegetrouw mijn weerpraatje houden. Maar ik mocht bij de bevolking geen paniek zaaien. Toenmalig minister van Volksgezondheid Miet Smet en een aantal hoge pieten van de BRTN verzamelden zich om me heen en lieten me weten wat ik wel en niet mocht zeggen. Want die avond zou iedereen met meer belangstelling dan gewoonlijk op het weerbericht afstemmen. Op zo’n moment weet je dat je macht hebt en dat je van alles kunt doen gebeuren. Maar ik moest me dus aan de richtlijnen houden. Mijn uitleg over de radioactieve wolk was puur meteorologisch. Ik heb gezegd hoe de lucht door het land trok, meer niet. We hebben geluk gehad dat het die dag niet geregend heeft. Echt waar. Want in dat geval waren de gevolgen veel erger geweest. Je moet regen vergelijken met een wasmachine. Alle druppeltjes nemen het vuil mee. De radioactiviteit zou in het grondwater beland zijn. Ik moet er niet aan denken.’

ACH,  CIJFERS…

De Belgische bevolking wandelde, fietste en viste dus rustig door, kindjes speelden in zandbakken en op stranden, ook nog de daaropvolgende zaterdag want het weer bleef stralend mooi. De fall-out, de achtergelaten radio-activiteit is nooit gemeten, althans er zijn geen resultaten van te vinden. Over het aantal slachtoffers, in de Sovjet-Unie en daarbuiten, wordt nog altijd geredetwist. 
  
Blijkens een rapport van een internationale onderzoekscommissie (onder auspiciën van de IAEA, het Internationaal Atoom Energie Agentschap) dat in 1991 verscheen, is de radioactieve besmetting van de bevolking rond de kerncentrale binnen zekere grenzen gebleven. De ‘opruimers’ zijn echter niet onderzocht. Schattingen van het aantal mensen dat aan de gevolgen van de ramp is overleden, variëren sterk. Volgens berichten uit de Oekraïne zijn tot 1994 ca. 125 000 mensen gestorven aan de gevolgen van radioactieve besmetting en zijn er ruim 3,5 miljoen door getroffen. Het Russiche persbureau Itar-Tass concludeerde in 2000 op basis van gegevens van het Russiche ministerie van Gezondheid en de organisatie van slachtoffers van de ramp dat van de ca. 300. 000 militairen en ‘vrijwilligers’ die bij de ramp werden ingezet ca. 30 000 mensen zijn overleden, waarvan 38 procent door zelfmoord. Hoeveel mensen er zijn overleden aan de gevolgen van radioactieve besmetting is niet bekend.

De radio-actieve besmetting was verwaarloosbaar, zeggen voorstanders van de kernenergie. Het tegendeel blijkt uit het verhaal van ons familielid J. Een jaar of zes na zijn onschuldig dagje aan de visvijver, krijgt hij bot-problemen. Fragiliteit en pijn. De toestand verergert eerst gestaag, dan snel. In 1994 constateren medici in het Universitair Ziekenhuis van Leuven dat hij lijdt aan ‘de ziekte van Kahler’, een vorm van bloedkanker. Er is geen medicatie tegen maar men tracht het tij te keren met een – toen nog zeer experimentele – stamceltherapie. Het mocht niet baten. In 1998, twaalf jaar na de Wolk, overleed J. in het Gasthuisberg. Hij was 46, liet een vrouw, twee opgroeiende zonen en een ruime vriendenkring na.

Voor de sceptici: de professor van de betrokken ziekenhuisafdeling, een expert in onder meer stralingsziekten, constateerde rond die tijd een ongeziene stijging van ‘Kahler’ bij relatief jonge mensen, terwijl de ziekte zich meestal op oudere leeftijd pleegt te manifesteren. Hij verrichtte er verder onderzoek naar. Zijn oordeel was onomwonden: J. is gestorven aan de gevolgen van de kernramp in Tsjernobyl. No doubt. Maar bekendheid wou de professor aan dit alles niet geven om geen paniek te zaaien.

Hoeveel J.’s zijn er nog (geweest) in de rest van België en Europa? And how many to come?
Rustig maar. Niet panikeren.

    

(Bronnen: Humo, Radio 1, Canvas, Wikipedia en eigen archief)
* Svetlana Aleksijevitsj – Wij houden van Tsjernobyl/Verhalen van getroffenen – Roularta Books, 2006