Johan Sanctorum (“Van de Heiligen”) is een voorvechter van het Vrije Woord. Deze voormalige tekstboer van een partij die wegens racisme werd veroordeeld  staat vooraan in het front tegen “politieke correctheid,” “wokeness” en – het recentste neologisme voor onverdraagzaamheid – “cancel culture.” Hij bevindt zich daarmee in het gezelschap van medestrijders als Mia Doornaert, Tom Van Grieken, Dries Van Langenhove en – de beste van allemaal: Sam Van Roy, die de verdraagzaamheid zover drijft dat hij alle moslims en “vreemdelingen” na de neofascistische verkiezingsoverwinning het land wil uitzetten. 

Johan Sanctorum, slachtoffer van “cancel culture?” Foto: Wikicommons

Johan – “Lukaku mensaap” – Van de Heiligen heeft onlangs een openbaar document afgescheiden dat hij heeft laten ondertekenen door het puikje van rechts-conservatief tot reactionair Vlaanderen. Ik noem maar: Boudewijn Bouckaert, Karl Drabbe, Bart Maddens, Matthias Storme, Jean-Pierre Rondas, Luc De Vos, Rik Torfs en tutti quanti. Dat ook een aantal figuren die zich in het comfortabele “centrum” positioneren of zichzelf te gepasten tijde zelfs graag “links” noemen zich ertoe hebben laten verleiden hun poot te zetten onder deze verzameling gemeenplaatsen moet het geheel gewicht geven en uit de rechts-conservatieve bubbel tillen. 

Onder deze laatsten – behalve medialievelingen als van der Taelen, Elchardus en Jan Van Duppen – de veel geciteerde filosoof-publicist Ludo Abicht. Als één van de ondertekenaars weinig last ondervindt van “cancel culture” dan moet het wel Abicht zijn die als gezaghebbende stem geldt als het over het Midden-Oosten, het zionisme of Israël gaat.  Een debat over dat thema in de gevestigde media is zonder Abicht nauwelijks denkbaar. Het moet Abicht nochtans niet zijn ontgaan dat er net op dat terrein nogal wat af-gecanceld wordt: wie het aandurft om een kwaad woord te zeggen over Israël of het zionistische settler-kolonialisme kan er donder op zeggen dat hij of zij het etiket “antisemiet” opgeplakt krijgt. De beschuldiging is niet min, ik kan er zelf over meepraten, maar mijn eigen ervaring zinkt in het niet in vergelijking met wat anderen is overkomen. Lucas Catherine, die al jaren over de Palestijns-Israëlische kwestie buitengewoon goed gedocumenteerd publiceert is bij de openbare omroep – nochtans zijn voormalige werkgever – persona non grata. Sterker nog: waar Mia Doornaert voor een debat wordt uitgenodigd kan de barones met succes eisen dat ze niet met Catherine wordt geconfronteerd.

Lucas Catherine

Als we de scope niet tot eigen land beperken is duidelijk wie zoal slachtoffer is van de “cancel culture.” De voormalige Britse Labourleider Jeremy Corbyn is mede door een jarenlange niet aflatende mediacampagne in weerwil van alle feiten en ’s mans biografie als antiracist en activist voor de rechten van de Joden in het Verenigd Koninkrijk in het hoekje van de antisemieten gedrukt. Onze eigen openbare omroep zond naar aanleiding van de jongste Britse verkiezingen een infaam stukje reportage uit waarin de leugens van de Britse boulevardpers zonder blikken of blozen werden nagepraat en waarin Corbyn er onder andere valselijk en zonder tegenspraak van werd beschuldigd in Tunis een “krans te hebben neergelegd bij het graf van Palestijnse terroristen.” 

In de Verenigde Staten publiceert de website “Canary Mission” namen en foto’s van hoofdzakelijk professoren en studenten die opkomen voor de rechten van de Palestijnen met de uitdrukkelijke bedoeling de universiteiten tot strafmaatregelen aan te zetten en de geviseerden te ontslaan of op een andere manier te “cancelen”. In een toenemend aantal staten wordt de BDS-campagne (Boycot Divestment Sanctions) gecriminaliseerd en overheidsdiensten kunnen of moeten legaal een beroepsverbod uitvaardigen tegen wie aan deze geweldloze campagne meewerkt of er banden mee heeft. Hier is niet langer sprake van “cancel culture” maar van een regelrechte beknotting van het recht op vrije mening met bedreiging van reputatieschade en broodroof, een vorm van McCarthy-isme waaraan in de reguliere media geen of nauwelijks aandacht wordt besteed. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft eerder dit jaar bevestigd dat criminaliseren van de boycotcampagne in strijd is met de bepalingen van de Europese Conventie over het recht op vrije meningsuiting. 

Canary Mission screenshot. De namen en foto’s werden vervaagd om privacyredenen.

In De Standaard van 29 januari dit jaar mengt Ludo Abicht zich in de discussie over antisemitisme en antizionisme en de verwarring die tussen die twee begrippen bestaat, of beter: bewust wordt onderhouden. Abicht verwijst naar de intussen welbekende “werkdefinitie” van antisemitisme zoals die wordt geformuleerd door de IHRA  (International Holocaust Remembrance Association). Ondanks de gebrekkige formulering en de vage bewoording is tegen die definitie inhoudelijk weinig in te brengen.

Wat Abicht helaas niet vermeldt is dat de IHRA-definitie 11 concrete voorbeelden aangeeft van wat als antisemitisme moet worden beschouwd. En daar wringt het schoentje: ruim de helft van die voorbeelden heeft betrekking niet op Jodenhaat maar op het bekritiseren van de staat Israël. Zo wordt bijvoorbeeld “beweren dat het bestaan van de Staat Israël is ingegeven door racistische overwegingen” antisemitisme genoemd. Ook wie “het huidige beleid van Israël” vergelijkt met “het beleid van de nazi’s” kan volgens de werkdefinitie van antisemitisme worden beschuldigd. Op deze grond had de beroemde Joodse filosofe Hannah Arendt, de auteur van “The origins of Totalitarianism,” veroordeeld moeten worden voor antisemitisme. De IHRA-definitie doet met andere woorden net het omgekeerde van wat Abicht met zijn bijdrage in De Standaard wil bereiken: “een einde maken aan de verwarring.”

Dat is ook de mening van, raar maar waar, de voornaamste architect van de IHRA-definitie, de Amerikaanse jurist Kenneth Stern. Tegenover een commissie van het Huis van Afgevaardigden in de VS sprak Stern in november 2017 zijn vrees uit dat overheden en instellingen de definitie in wet zullen verankeren en dat “allerlei groeperingen daarmee zullen proberen politieke opvattingen die hun niet bevallen de kop in te drukken in plaats van er inhoudelijk op in te gaan.” Dat is slecht voor iedereen vindt Stern, niet in de laatste plaats voor Joden. Stern, die zelf Joods is, zei in zijn getuigenis te vrezen dat bijvoorbeeld docenten aan Amerikaanse universiteiten zich wel tweemaal zouden bedenken om boeken van schrijvers die sceptisch staan tegenover het zionisme op de leeslijst te zetten. Onder hen niet alleen Palestijnse schrijvers maar ook vooraanstaande Joodse denkers als Martin Buber en Hannah Arendt. De vrees van Stern is, zoals hierboven al geschreven, werkelijkheid geworden. Als er ooit van “cancel culture” gesproken kan worden dan hier maar daar is noch in het geschrift van Sanctorum noch in diens voorbeeld, de oproep in het Amerikaanse Harper’s, een woord van terug te vinden. 

Het is elders al geschreven: de brief in Harper’s – ook ondertekend door een linkse coryfee als  Noam Chomsky – was de gedroomde voorzet voor rechts-conservatief Vlaanderen om goedkoop te scoren. Maarten Boudry, die niet bepaald van links activisme of van godbetert “wokeness” kan worden verdacht, weigerde de brief van Sanctorum te ondertekenen met het evidente argument dat “Iedereen  het recht (heeft) om zijn mening publiek te verkondigen, maar niet om ermee in pakweg een landelijk dagblad te prijken. Een krant geniet ook de vrijheid om opinies te weren. En morele vooruitgang gebeurt vaak door het “stigmatiseren” (verwerpen, veroordelen, ontkrachten) van meningen, zonder ze daarom te verbieden.” Maar Boudry verklaart dat hij met plezier de Amerikaanse versie had ondertekend als hij daartoe was uitgenodigd.  

Bari Weiss Foto: Free Press Journal

Toch is ook het Amerikaanse manifest dat door 150 prominenten is ondertekend in hetzelfde bedje ziek: het wijst op het gevaar van de “twitter mob,” het “grauw” zeg maar, dat het recht op vrije mening in gedrang zou brengen, maar rept met geen woord over het veel grotere gevaar van rechtstreekse of onrechtstreekse censuur door de machtige kapitaalgroepen die zowel de reguliere als de nieuwe zogenaamde “sociale” media beheersen. De “politieke correctheid” die daar geldt is nog van een andere orde dan wat de ondertekenaars met die uitdrukking bedoelen. Het was die politieke correctheid die ervoor zorgde dat in de aanloop tot de criminele oorlog in Irak in de Amerikaanse media nauwelijks een tegenstem was te vernemen en die er evenzeer voor waakt dat fundamentele kritiek op Israël en het zionisme naar de verre uithoeken van het internet wordt verbannen – al is wat dat laatste betreft stilaan een kentering waar te nemen. Hoe ironisch dat één van de ondertekenaars van de open brief in Harper’s  uitgerekend de architect is van de mediamanipulatie die de Irakoorlog aan het Amerikaanse publiek hielp verkopen: de neocon David Frum, voormalig tekstschrijver van George W Bush en bedenker van de frase “axis of evil.”

Nog ironischer is de aanwezigheid op de lijst van ondertekenaars van Bari Weiss, de journaliste van The New York Times die onlangs op spectaculaire wijze haar ontslag bij de befaamde krant aankondigde. Weiss noemt zich het slachtoffer van de al eerder genoemde “twitter mob” en van bazen en collega’s bij de krant die daar te weinig weerwerk tegen zouden bieden. Maar Weiss verzwijgt wijselijk haar eigen staat van dienst als activiste aan de New Yorkse Columbia universiteit waar ze ageerde voor het ontslag van moslimprofessoren die volgens haar en medestudenten te kritisch waren voor Israël. Ze deed dat in de naam van de “academische vrijheid” omdat pro-zionistische studenten zich door die professoren “geïntimideerd voelden.” De New York Civil Liberties Union die zich over de zaak uitsprak oordeelde dat niet de professoren maar Weiss een gevaar betekende voor de academische vrijheid. Een jeugdzonde van Weiss? Geenszins, in een vorig jaar verschenen boek gaat ze prat op haar prestatie en noemt haar pro-zionistische activisme van toen een “vormende ervaring.”

Johan Depoortere

21 juli 2020