Door Lucas Vanclooster

“De geschiedenis is cyclisch, schrijft Anne Applebaum in Twilight of Democracy. We zijn aanbeland waar politici vinden dat nostalgie niet alleen reflectief maar restauratief moet zijn. Het is een soort nostalgie naar een idyllische samenleving die nooit heeft bestaan. Zemmour, Baudet, Le Pen, Trump, de AfD, Orban en vele anderen verwerpen de democratie omdat een democratisch bestel onder meer de diversiteit en de scheiding van kerk en staat in stand houdt”. ( Joseph Pearce in een commentaar op zijn nieuwe non-fictie-roman,Tussen Oder en Zenne, die op 6 april verschijnt.)  

Joseph Pearce

De Vilvoords-Antwerpse auteur Joseph Pearce (°1951) schreef 10 boeken, met een breed scala aan onderwerpen. Twee thema’s steken er boven uit: zijn joodse familie aan vaderskant, en het leven in Vilvoorde, de biotoop van zijn moeder. Het eerste kwam aan bod in 1999 in zijn verrassend sterke debuut “Het Land van Belofte: een familiekroniek” waarin hij op zoek gaat naar zijn joodse bakermat, de toen Duitse stad Breslau, intussen het Poolse Wroclaw, en naar zijn verwanten in Australië, Israël, tot Zuid-Amerika. Die roman is enkele keren vertaald. In het weemoedige “Koloniale Waren” beschrijft hij het leven in een provinciestad in de jaren 50 tot 70, aan de hand van de geschiedenis van het bedrijf van zijn (groot-)ouders. Nu heeft Joseph Pearce zijn 2 belangrijkste besognes in elkaar geschoven in zijn non-fictie-roman “Tussen Oder en Zenne. Twee rivieren, twee grootvaders, twee wereldoorlogen”

Waarom?

Dat nieuwe boek is een knappe parallelle constructie van 2 familiekronieken en hun  historische bedding. De verhalen lopen eind tweede wereldoorlog samen als Werner, telg van de joodse familie Perritz uit Breslau aan de Oder, als bevrijdende geallieerde soldaat verliefd wordt op Rosa Van den Brande, dochter uit een groot- en kleinhandel van koloniale waren in Vilvoorde, de Zennestad.  

Breslau, promenade langs de Oder

Werner Perritz, op het nippertje ontsnapt uit nazi-Duitsland, intussen Brit, heet nu Vernon Pearce. Vernon klinkt wat als Werner en Pearce ontleent de jonge man aan het lieve pleeggezin dat hem in Engeland opving. De nieuwe naam maakt het hem ook gemakkelijk om zijn joodse afkomst af te schermen, als dat nodig blijkt. 

De wandelende jood en de mercantiele Vlaming

De joodse en Vlaamse families verschillen uiteraard sterk. Voor ze in Breslau voet aan wal zetten, hadden de Perritzen overal in Europa gewoond en gewerkt. De Van den Brandes zijn al eeuwen merkwaardig honkvast. Ze verhuizen af en toe wel eens, meestal naar een groter pand in dezelfde straat of om de hoek. Voor de Vilvoordse lezer is alles perfect traceerbaar. 

De grootvaders Felix en Joseph, alias “Jefke”, lijken wat op elkaar. Ze zitten in de handel, hebben niet echt een sterke gezondheid en overlijden relatief jong. Door hun eerlijkheid en mededogen zijn ze a-typische zakenlui. Vaak moet de vrouw de zachtaardige echtgenoot met zijn neus op de zakelijke cijfers en de economische feiten drukken. En op de gevolgen van politieke ontwikkelingen voor hen. 



Breslau. Op de achtergrond de besneeuwde Neue Synagoge, de tempel van liberale Joden zoals Felix.

Vanuit hun vertrouwen in de mens herkennen ze niet of te laat het onheil dat op hen afkomt. De grootvaders zijn maatschappelijk gematigd en ruimdenkend met wendbare politieke overtuigingen. Ze zijn patriot en (anti-)militarist tot op zekere hoogte. De Perritzen noemen zich joodse Duitsers, niet omgekeerd. Met de internationale liefdesrelatie van hun kinderen hebben ze geen problemen. 

Katholiek flamigantisme en liberaal jodendom 

De mondaine Felix is getrouwd met de overgevoelige intellectuele kunstminnende Else; de eenvoudige volkse Liza staat vierkant achter Jefke. De 2 gezinnen verliezen een kind. 

Felix Perritz in WO I (met Rode-Kruisband)

Tijdens de Eerste Wereldoorlog vecht Felix in België. Hij draagt fier het ijzeren kruis. 12.000 joden zijn gesneuveld tussen 1914 en 1918, een feit dat de nazi-propaganda minimaliseerde. Als Felix uiteindelijk naar Palestina emigreert, gelooft hij ook daar in de goodwill van de Britse mandaathouder en de Arabisch-Palestijnse bewoners. 

Joseph Van den Brande is een koningsgezinde katholieke Belg, Vlaamsgezind wegens de Franstalige arrogantie en allerlei onrechtvaardigheden in het begin van de 20e eeuw in het onderwijs en het leger. Maar hij is dan nog ongevoelig voor het activisme. Joseph en zijn broer Jan engageren zich veel later toch bij het almaar fascistischer VNV en werken na 1940 bij de dubieuze organisatie Winterhulp. 

Joseph Van den Brande (staand tweede van links)

Jef reageert verbolgen als hij zijn dochters hoort vertellen over de misselijkmakende propagandafilm “De Eeuwige jood” die zij in de bioskoop naast de deur hebben gezien. Dat de broers na de oorlog maar even last hebben met de repressie en het Belgisch gerecht, danken ze onder meer aan geallieerd soldaat Vernon Pearce en een familielid bij het verzet. 

De bekeerling

Net als zijn ouders is Werner/Vernon een verdraagzame jood, lid van een liberale synagoge, en wantrouwig tegenover zionisten en orthodoxe rabbijnen. In Vilvoorde stond hij later bekend als “meneer Van den Brande”. Voor de familie Perritz is er in Breslau plaats voor Duitsers en Joden, zoals voor hen Israël/Palestina het huis kan zijn van twee grote beschavingen. Felix pleit altijd voor integratie of zelfs assimilatie van minderheden en nieuwkomers in de overheersende cultuur. 



Vilvoorde, 1921. In het witgestuukte huis in de Lange Molensstraat opent Joseph zijn groothandel in koloniale waren. Op de voorgrond de kar waarmee de goederen aan de klanten worden geleverd. Het paard heette Polleke.

Vernon doet niet moeilijk als hij zich voor zijn huwelijk met Rosa moet bekeren tot het katholicisme. De kinderen, Joseph Pearce is de oudste, worden katholiek maar allerminst dogmatisch opgevoed. Feitelijk zijn Felix, Jefke en afstammelingen ‘gutmenschen’, do-gooders, “menschen” tout court.  



Vilvoorde, 1946. Rosa en Vernon (Werner) tijdens een wandeling op de Leuvensestraat.

Fijnzinnig en relevant. 

Joseph Pearce verpakt al die informatie vakkundig en fijngevoelig. Hij hanteert een zuivere, onspectaculaire stijl, hoewel de dramatische gebeurtenissen hem daar makkelijk toe hadden kunnen verleiden. De alom bekende gebeurtenissen zoals de front-oorlog en de Jodenvervolging krijgen bij hem precies door de bescheiden en humane aanpak een originele  invulling. Geen clichés, niks demagogie noch sentimentele overdrijvingen.

Tegelijk is het een emotioneel werk: Pearce beschrijft hartverscheurend de vele ogenblikken waarop ouders voor altijd afscheid nemen van hun kinderen. Af en toe is hij toch wat te braaf, voorzichtig of archaïsch. Wat is bij voorbeeld een “stichtelijke” vrouw? Voorts houdt de lezer de vele personages en hun verwantschap na verloop van tijd niet meer helemaal uit elkaar, vooral omdat er meerdere Jefs of Josephen zijn… Bij de tweede leesbeurt, die me even zeer beviel als de eerste, maakte ik alvast ‘n stamboom, dat helpt. 

Net als Stefan Hertmans en Virginie Loveling beschrijft hij trefzeker en bijna journalistiek  wat oorlog doet in de levens van gewone mensen, van overlevers, van eenvoudige soldaten… Ook de verwoestende geallieerde bombardementen worden niet verzwegen. 

De vreemde verhoudingen en conflicten tussen de verschillende strekkingen binnen het jodendom geeft Pearce eerlijk weer, indachtig het oude grapje over de jood die na een scheepsramp als enige overlevende aanspoelt op een onbewoond eiland, waar hij meteen 2 synagoges bouwt, een van zijn eigen gehorigheid, en een waar hij zeker nooit een voet binnen zal zetten. Maar in zijn boek heb ik de  joodse humor gemist. Al in Breslau rond 1935 kijken welgestelde vrijdenkende joden meewarig neer op geïmmigreerde ortodoxe “Ostjuden”. 

Tot bij joodse emigranten in Australië, waar Werner/Vernon enkele maanden in gedwongen ballingschap vertoeft, bestaat die scheiding der geesten en mores, tussen de zogenoemde “Drei-tagen-Jude” die maar 3 keer per jaar naar de synagoge gaan, en de zeloten. Liberale joden horen graag Bach, orthodoxen vinden de klank van een orgel het gebrul van de duivel. 

Joodse nazi’s en terroristen

In Palestina ervaart de familie Peritz tot haar verbijstering dat een bepaalde extremistische zionistische strekking best wil samenwerken met Hitler en Mussolini om het gebied te zuiveren van Britten en Arabieren. Terroristische organisaties als de Sterngang, met onder meer de latere premiers Begin en Sharon, verwoesten niet alleen Palestijnse dorpen en boerderijen, ze plegen tijdens de Tweede Wereldoorlog ook afgrijselijke aanslagen tegen Britten en vermoorden wat ze joodse collaborateurs noemen, in werkelijkheid vreedzame mensen die proberen samen te leven met hun buren in een multiculturele omgeving.  

Over fake news, “Lügenpresse”, de onderdanige Vlaamse kranten in de jaren 30 en racistische prietpraat toen en nu schrijft Pearce actuele en behartenswaardige zaken, gebaseerd op research, met citaten uit de kranten van die tijd, zelfs van Karel van de Woestijne die correspondent was voor Nederlandse media. Een van de motto’s van het boek is niet toevallig “zij die je onzin laten geloven kunnen je wreedheden laten begaan” van Voltaire. We zitten er niet ver meer van af. Van nostalgisch-populisme naar racisme en dictatuur is een kleine stap. Het komt allemaal ter sprake in “Tussen Oder en Zenne”, een rijke roman die heel veel lezers verdient, van Rijn tot IJzer, van Dnepr tot Narva! Hoog tijd dat de verdienstelijke integere bescheiden Joseph Pearce op de kaart van de internationale (joodse) literatuur komt te staan. 

Tussen Oder en Zenne

Twee rivieren, twee grootvaders, twee wereldoorlogen

Joseph Pearce 

Uitgeverij Contact Antwerpen Amsterdam, 290 bladzijden