John S Clarke, circusartist en vredesactivist

John S. Clarke, geboren in bittere armoede in het graafschap Durham in Groot-Brittannië, was de dertiende van veertien kinderen. Het gezin leefde van het circus. Op zijn tiende trad de kleine John op met hondentruken, staand op een paard zonder teugels. Op zijn twaalfde trok hij naar zee, was getuige van een moord aan boord en kreeg een messteek in een Antwerps café. In de Eerste Wereldoorlog genoot John S. Clarke de intense aandacht van de Britse veiligheidsdiensten: Hij was één van de bekendste anti-oorlogsactivisten, later labourparlementslid en communist. Maar daarvóór had hij al naam gemaakt in de ring als de jongste leeuwentemmer van het land.

De leeuwentemmer John S. Clarke is één van de vele kleurrijke figuren die tot leven worden gebracht in “To End All Wars,” het recentste boek van Adam Hochschild over de Eerste Wereldoorlog. Hochschild schreef eerder over de Stalinperiode in de Sovjetunie en – bij ons wellicht beter bekend:  King Leopold’s Ghost A Story of Greed, Terror, and Heroism in Colonial Africa.  Nu zijn over dat eerste wereldconflict bibliotheken volgeschreven, maar de benadering van Hochschild is, althans voor een leek als ondergetekende, volslagen nieuw. Blijkt immers dat er in Groot-Brittannië ondanks het welbekende algemene enthousiasme voor de oorlog ook hardnekkig verzet was, hoofdzakelijk maar niet exclusief in linkse kringen en onder de suffragettes, de beweging voor vrouwenstemrecht.

Charlotte Despard, zus van ijzervreter John French

Neem bijvoorbeeld Charlotte Despard, in tegenstelling tot John S. Clarke, van hoge geboorte. Despard (ze gebruikte, wellicht als onkarakteristieke toegeving aan de traditie, de naam van haar echtgenoot) was de zus van John French, de opperbevelhebber van de Britse troepen op het continent. Geen broer en zus konden grondiger verschillen (John was een ware martinet, een Britse cavalerie-officier van de heel oude stempel) maar toch bleven ze elkaar innig liefhebben. Despard verliet de voorouderlijke mansion om in een gore arbeidersbuurt in Londen te gaan wonen waar ze busuitstappen organiseerde om haar verpauperde buren een weekend  in het familielandgoed te gunnen. Geen nobele zaak of Despard zette er haar beste krachten voor in: verzet tegen de oorlog van de Britten tegen de Boeren, algemeen stemrecht, vrouwenstemrecht, strijd tegen kinderarbeid en ook verzet tegen de oorlog in Europa, waar haar broer de Britse troepen naar het slagveld leidde.

Sir John French, opperbevelhebber van de Britse troepen in Europa tot hij wegens té evidente onbekwaamheid werd weggepromoveerd

In de Zuid-Afrikaanse Boerenoorlog kreeg het Britse militaire en imperiale establishment waarschijnlijk voor het eerst te maken met een vijandige publieke opinie. Het pacifisme was, zo leek het, vooral een vrouwenzaak en het spoorde met de suffragettebeweging. Emily Hobhouse, de dochter van een Anglicaanse geestelijke, trok naar Zuid-Afrika om er de Britse gouverneur persoonlijk te interpelleren over de erbarmelijke omstandigheden waarin zijn leger de overwonnen Boeren , hun vrouwen en kinderen in concentratiekampen liet kreperen.

Emily Hobhouse, de pasionaria van de Boerenoorlog

Hobhouse deelde zelf dekens en voedsel uit aan de verhongerde kampbewoners en ontketende wat we nu een public-relationscampagne zouden noemen om het schandaal  aan de kaak te stellen tot grote verlegenheid van Groot-Brittannië in de wereld. Concentratiekampen, daar had nooit eerder iemand van gehoord. Haar verslaggeving had ook in eigen land een enorme weerslag op de publieke opinie, dank zij onder andere de persoonlijke verhalen die ze optekende. Een detail tekent  de persoonlijkheid van de felle Hobhouse, die zich eerder toegang had gebluft tot de hoogste Britse ambtenaar in Zuid-Afrika, de viceroy sir Alfred Milner : While she was interviewing one woman, a puff adder slithered into the tent. As everyone else fled, Hobhouse, no more intimidated by a poisonous snake than by a viceroy, tried to kill it with her parasol.

Toen de Britten later, eerst tegen hun zin, in het wereldconflict betrokken raakten richtte  Emily Hobhouse als vanzelf haar onuitputtelijke energie op het verzet tegen deze nieuwe oorlog. Los van elke partij of organisatie reisde ze door het oorlogvoerende continent om gelijkgezinden aan de andere kant van het front op te zoeken. In Berlijn wist ze tot minister van Buitenlandse Zaken, Gottlieb von Jagow, door te dringen en ze stelde hem voor om als tussenpersoon te dienen voor vredesbesprekingen. Het hoeft niet te verbazen dat de Duitsers beleefd bedankten, al had Hobhouse méér succes met haar pleidooi voor de vrijlating van Britse burgers die in Berlijn waren gevangen genomen.

Aan radicale organisaties en groepen was aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog geen gebrek, maar vooraan in de actie stond de vrouwenbeweging voor stemrecht. De suffragettes schuwden om het zacht uit te drukken het gebruik van geweld niet. Nadat in 1911 het vrouwenstemrecht geen meerderheid haalde in het parlement trok een groep ontgoochelde leden van de radicale WSPU (Women’s Social and Political Union) door de straten van Londen. Met hamers die ze in hun moffen hadden verstopt gingen ze de ramen te lijf van hotels, dagbladen, regeringsgbouwen en meer dan 400 winkels. De leidster van de groep was Christabel Pankhurst, met haar moeder Emmeline en twee zusters de beroemde en beruchte Pankhurst Family.

Emmeline Pankhurst, supersuffragette later superpatriot
Haar dochter Sylvia bleef de arbeidersstrijd en het pacifisme trouw

De Pankhursts stonden vooraan in de strijd tegen de Boerenoorlog, maar toen Groot-Brittannië besliste troepen te sturen naar Europa raakte de familie diep verdeeld. Moeder Emmeline ontpopte zich tot vurige verdedigster van de oorlog, haar dochter Sylvia bleef in het pacifistische kamp. De onderliggende kwestie was de vraag in welke mate de beweging voor vrouwenstemrecht moest worden ingebed in de ruimere sociale strijd voor algemeen stemrecht, betere werkomstandigheden en sociale rechten voor de onderklasse. Tot grote woede van haar moeder en zus Christabel koos Sylvia  voor de laatste strategie en werd de minnares van een andere legendarische working class hero: James Keir Hardie.

James Keir Hardie

Keir Hardie (zijn voornaam James liet hij weg) was begonnen als kind-mijnwerker in de Schotse mijnen en door zelfstudie en de vakbond opgeklommen tot parlementslid en gevierd spreker van de Independent Labour Party, vriend van alle linkse grootheden van die tijd: Jean Jaures, Rosa Luxemburg, Karl Liebknecht. Hardie was een hevige oorlogstegenstander maar moest tot zijn verbijstering vaststellen hoe de kameraden in zijn eigen partij en in de rest van Europa werden meegesleurd in de oorlogshysterie en massaal naar de recruteringsbureaus trokken om in de loopgraven te vechten en – in de meeste gevallen – ook te sterven.

In de overheidspropaganda voor de oorlog speelde poor little Belgium een belangrijke rol: als een onschuldige maagd verkracht door de barbaarse Hun. Humanitaire voorwendsels voor de oorlog zijn niet van gisteren. Rudyard Kipling, de hofdichter van het imperium, zag de oorlog als een zuiverende kracht die de Britse jeugd door bloedvergieten alleen maar sterker zou maken. De wereld is verdeeld, zo schreef hij,  in menselijke wezens en Duitsers. De dood van zijn zoon John, die in de vleesmolen van het Westelijke front verdween, maakte zijn literair werk somberder, maar hij twijfelde geen moment aan het rechtvaardige van de oorlog.

Aan de andere kant van de oceaan noemde president Woodrow Wilson, in een historisch staaltje van Orwelliaanse newspeak het conflict “de oorlog om een einde te maken aan alle oorlogen.” Wilson was verkozen met de belofte Amerika buiten de wereldbrand te houden, maar onder druk van de bankiers die vreesden dat Engeland en Frankrijk nooit hun reusachtige schulden zouden kunnen betalen als ze de oorlog verloren, veranderde de democraat Wilson van marsrichting. Ook in de VS werd de propagandamachine opgewarmd. Tegenstanders van de oorlog werden de mond gesnoerd of gingen de gevangenis in zoals de socialist Eugene Debs die in de presidentsverkiezingen van 1920, nog steeds in de cel, bijna een miljoen stemmen achter zijn naam kreeg.

Op het eerste gezicht lijkt het verzet tegen de oorlog weinig te hebben uitgehaald. Ook toen de knekelvelden van de Somme en Passendale het beeld van de glorieuze veldtocht onderuit hadden gehaald bleven de rekruten voor het abattoir toestromen. Voor een deel kwam dat doordat de Britten voor het eerst de publieke opinie op professionele manier leerden te manipuleren. Filmploegen trokken naar de slagvelden en lieten de veldslagen ver achter het front naspelen. De films waren enorm populair en hoewel ze het lijden en de dood van de soldaten niet helemaal konden wegmonteren, bleken ze een ijzersterk propagandamiddel. David Lloyd George, recently made secretary of state for war, argued that the film, however painful to watch, would reinforce civilian support for the war—and he was right. The more horrific the suffering, ran the chilling emotional logic of public opinion, the more noble the sacrifice the wounded and dead had made—and the more worthwhile the goals must be for which they had given their all.

Na de slag bij Passendale

Voorts was er de toenemende repressie tegen al wie van anti-patriottisme kon worden beschuldigd. Scotland Yard richtte een speciale afdeling op onder leiding van een voormalige koloniale officier, Basil Thompson. De mannetjes van Thompson waren terug te vinden in stakingcomités, ze openden de post van de suffragettes en hielden de Independent Labour Party van Keir Hardie nauwlettend in de gaten.  Maar de Britten hoedden er zich wel voor om martelaren te maken en pakten de bekendste vredesactivisten zoals de filosoof Bertrand Russell met fluwelen handschoenen aan.

“To End all Wars” is een tribuut voor een minderheid die de moed had tegen de stroom in te zwemmen. Hochschild schrijft met onverholen sympathie voor deze dwarsliggers en bevlogenen, maar vaak ook met milde ironie over bijvoorbeeld de wilde fantasieën van Hobhouse (die de wandaden van de Duitse bezetter in België vergoelijkte) of de onstuimige dadendrang van Despard. Hij doet dat in een meeslepende stijl en met veel zin voor het saillante detail. Neem bijvoorbeeld deze beschrijving van wat zich afspeelde in het Witrussische stadje Brest Litovsk waar de Bolsjevieken, die zopas de macht hebben veroverd in Rusland, komen onderhandelen over een aparte vrede.

The elderly peasant, Roman Stashkov, had been included (in the Bolshevist delegation, jd) at the very last minute. Joffe and Kamenev, driving to the Petrograd railway station, had suddenly realized that, for political reasons, their delegation had to include a representative of the class that constituted the vast majority of Russia’s people. They noticed the unmistakably  peasant-like Stashkov walking along the street, stopped their car, found that he belonged to a left-wing party, and invited him along. The bewildered Stashkov, his enormous gray beard untrimmed, sat through the meetings at Brest-Litovsk beneath glittering chandeliers, but could not rid himself of the habit of addressing his fellow delegates, in the prerevolutionary manner, as barin, or master.  (…)  The bearded old peasant Stashkov, unfamiliar with wine, asked which was stronger, the red or the white—and then proceeded to get cheerfully drunk.

Bertrand Russell

Hoe hopeloos naïef sommige oorlogstegenstanders ook mogen lijken – denk aan Hobhouse en haar éénvrouw-kruistocht voor de vrede – hun daad van verzet vereiste enorme persoonlijke moed en doorzettingsvermogen. Dienstweigeraars kwamen in het beste geval in de gevangenis terecht. Anderen werden geboeid naar het front gestuurd en zij die bleven weigeren kwamen voor het vuurpeloton: shot at dawn. Het verzet van Keir Hardie, Emily Hobhouse, Charlotte Despard, John S. Clarke, Bertrand Russell en ontelbare anderen heeft de waanzin van de eerste Wereldoorlog niet kunnen tegenhouden. Ook al wisten ze dat hun strijd hopeloos was, ze gingen door als voorbeeld voor hen die de strijd misschien ooit zouden winnen.  “I knew that it was my business to protest, however futile protest might be,” zo schreef Bertrand Russell decennia later. “I felt that for the honour of human nature those who were not swept off their feet should show that they stood firm.”

Wat een les voor vandaag!

Johan Depoortere

Hochschild, Adam (2011). To End All Wars: A Story of Loyalty and Rebellion, 1914-1918 (p. 378). Houghton Mifflin Harcourt. Kindle Edition.

Zie over Adam Hochschild en Congo ook eerdere artikels in deze blog:

https://salonvansisyphus.wordpress.com/2009/08/17/adam-hochschild-on-congo-rwanda-and-the-us/
https://salonvansisyphus.wordpress.com/2009/08/02/uranium-chaos-in-congo/