In ART NOUVEAU Kunst met de K van Kongo, eerder dit jaar verschenen bij EPO, legt Lucas Catherine de nauwe banden bloot tussen de kunstrichting, ontstaan aan het einde van de 19e eeuw, en het koloniale regime van Leopold II. Catherine citeert onder andere Henry van de Velde die de verdedigers van de Congopolitiek en de kunstenaars van Art Nouveau bondgenoten noemde in de strijd voor nieuwe vormen en gedachten. Het bleek een knuppel in het hoenderhok en de kritiek liet niet op zich wachten. In De Standaard erkent kunstpaus Geert Sels de “donkere kant” van de stroming maar wringt zich dan in allerlei bochten om die erkenning te relativeren. Een andere ayatollah op het gebied van Art Nouveau presteert het zelfs om te beweren dat Art Nouveau helemaal niets met Congo te maken heeft. Reden genoeg om Lucas Catherine de gelegenheid te geven de critici te wijzen op de dwalingen huns weegs. JD
Door Lucas Catherine
Meer dan 100 evenementen organiseert de stad Brussel over Art Nouveau in 2023, dat officiëel het art-nouveaujaar werd gedoopt. Op zaterdag 10 juni was het trouwens wereld Art Nouveau-dag. Toen opende in het Belle-Vue Museum (gebouw door Leopold II aangekocht met Congogeld in 1902) een tentoonstelling met door de Koning Boudewijnstichting aangekochte “uitzonderlijke objecten met een verhaal.” De werken van juwelier Philippe Wolfers (1858-1929) nemen een groot deel van de expo in. Ze zijn allemaal gemaakt uit ivoor. Ivoor uit Kongo. Dat koloniaal verhaal wordt niet verteld in de catalogus. Het doet mij denken aan de aflevering van Fawlty Towers: Don’t mention the war waarin John Cleese toch telkens zinspeelt op the war. En ook aan Jos Vandenbreeden, Architectuurarchief Sint-Lucas en Art-Nouveau-specialist, die reageerde zo op mijn boek: “Art Nouveau heeft niets met Congo te maken, ik weiger het te lezen.”
Philippe Wolfers is, samen met Horta, Hankar en Van de Velde één van de grote namen van Art Nouveau en kreeg een hele zaal in het Museum voor Kunst en Geschiedenis aan hem gewijd. Zijn werken stonden in het eresalon van de grote koloniale tentoonstelling van 1897 in Tervuren. Die expo diende om de kolonisatie van Congo bij het grote publiek te propageren. Van waar kwam dat ivoor? Het werd, net als tropisch hout uit Congo, trouwens voor deze Wereldtentoonstelling gratis geschonken aan de artiesten van de opkomende Art Nouveau. Milde schenker was Edmond van Eetvelde die in naam van Leopold II over de Onafhankelijke Kongostaat regeerde. Het Belgisch koloniaal leger had er vanaf 1892 een oorlog gevoerd tegen de Swahili en de Zanzibari die de ivoorhandel controleerden. Die duurde tot 1894. Toen vertrok het Congolees ivoor niet langer via Zanzibar naar India, maar via Matadi naar Antwerpen dat de grootste ivoormarkt ter wereld werd. Zo werden in 1893 ook de ivooropslagplaatsen van de Zanzibari handelaars veroverd. Het ging om 20 ton! Dat arriveerde in 1894 in Antwerpen en zo kon Van Eetvelde de artiesten gratis bevoorraden, zonder dat het een frank kostte.
Een recensent vond dan weer dat ik te weinig bronnen vermeldde. Twintig was niet genoeg. Maar eigenlijk zit er een deel van waarheid in zijn opmerking. Ik vernoem maar twee auteurs die het specifiek hebben over de link Art Nouveau en Kongo Ik had er graag meer geciteerd. Alleen zijn die er niet. Voor de voorwerpen geëxposeerd in 1897 legt men wel die link naar Congo. Auteurs genoeg. Maar de verdere links naar iconische gebouwen als Hotel Van Eetvelde of Hotel Solvay vind je inderdaad maar bij twee auteurs, twee vrouwen uit een land met een grote Afrikaanse bevolking als resultaat van kolonisatie: Debora Silverman, een Amerikaanse die doceert aan de universiteit van California en Ruth Sacks, een Zuid-Afrikaanse die doceert aan de universiteit van Witwatersrand. Sacks is hier alleen (een beetje) bekend als artieste, niet als specialiste van koloniale architectuur in Congo. Silverman werd dit jaar uitgenodigd door het Civa in hun reeks activiteiten rond Congo Style. Met als commentaar van de Art Nouveau goeroes: een controversiële, polemische figuur. Er is sprake van dat ze ook in Bozar zal komen spreken. Hopelijk gaat lobby van de Art Nouveau-kerk niet al te dwars liggen.En dan komt daar een buitenstaander als ik die nog meer materiaal aandraagt. Foei, une tache sur l’Art Nouveau !
Art Nouveau was geen beweging in de zin van artiesten die elkaar kenden, met analoge ideeën rondliepen en daarom samenwerkten. Nu hadden Hankar, Van de Velde en Horta wel analoge ideeën zoals het kunstambacht vernieuwen om het de industrialisatie te laten overleven, maar dat ze samenwerkten had andere redenen en is trouwens met een korrel zout te nemen. Zoals ik in mijn boek uitleg werden ze gerecruteerd door, en ik citeer nu Henry van de Velde in Dekorative Kunst (1898), de verdedigers van de huidige Kongopolitiek (die) zich verplicht zagen om een bondgenootschap aan te gaan met wie voor een andere nieuwe idee kampte, met de Belgische artiesten die het kunstambacht wilden vernieuwen. Zij krijgen dezelfde tegenkantingen als die waar de artiesten die voor nieuwe vormideeën opkomen mee te maken krijgen. Die toenadering kwam er op het moment dat zij die voor hun Kongopolitiek vochten beslisten om een tentoonstelling op te zetten naar hun smaak. Toen bleek dat beide krachten op elkaar aangewezen waren, en gelukkig heeft de Kongostaat wel een regering, maar geen burokratie. Het was luitenant Wahis, de secretaris-generaal van deze tentoonstelling die mij hierop attent maakte en mij vertelde dat het staatssecretaris Van Eetvelde, hoofd van de Kongostaat was die dit mogelijk had gemaakt.”
Het waren dus de koloniale politici die hen recruteerden. Zo was Edmond Van Eetvelde, hoofd van de Kongostaat een vooraanstaand lid van de Cercle Artistique et Litéraire, waar hij Hankar en Wolfers leerde kennen en recruteerde voor de expo in Tervuren. En Charles Liebrechts, minister van de Kongostaat was lid van de loge Les Amis Philanthropes, waarvan Horta dan weer een belangrijk lid was. Waren ook lid: de belangrijkste ingenieurs van Solvay: Autrique, Tassel, Winssinger (hun huizen zijn bekende Art Nouveau-gebouwen). Ernest Solvay, nu vooral bekend via zijn chemische procédés had niet alleen enkele koloniale bedrijven in Kongo (ze leverden o.a. De chemische producten voor de Union Minière du Katanga), maar hij was in 1908 persoonlijk raadgever van Leopold II tijdens de onderhandelingen over de overname van de Kongostaat door België.
Don’t Mention the Congo ?
Hankar stierf al in 1901, en Horta en Van de Velde werden vijanden. Horta diende zelfs klacht in tegen Van de Velde wegens ‘onpatriottisch gedrag’ (Hij was als artiest nogal bedrijvig in Duitsland en Oostenrijk).
Toen de Belgische koloniale elite deze artiesten niet meer nodig had, gingen zij ieder een eigen weg op en ook Art Nouveau verwaterde en ging op in Art Deco. De stijlelementen van Art Nouveau bleven wel in de mode, nu bij de bourgeoisie en je vindt ze niet alleen terug in Oostende, Antwerpen of Blankenberge maar in veel Europese landen. Zelfs in Istanbul.
En als u het van iemand anders wil horen, dit verhaal over de Kongolese kant van Art Nouveau:
Debora L. Silverman, Art Nouveau, Art of Darkness: African Lineages of Belgian Modernism, West 86th, Vol. 18, No. 2 (Fall-Winter 2011), Chicago
Ruth Sacks, The Congo in Brussels, the Capital of Art Nouveau, III° Art Nouveau International Congres, Barcelona 2018
Ruth Sacks, Congo Style: From Belgian Art Nouveau to Zaire’s Authenticité,Doctoraat Universiteit Witwatersrand, Johannesburg, 2017.
Lucas Catherine, Art Nouveau Kunst met de K van Kongo, EPO 2023
Dat Lucas Catherine reageert op de kritiek op zijn boek is zoals het hoort. Dat maakt net geschiedenis interessant. Dat in de inleiding op zijn stuk de critici als zich in bochten wringende ‘kunstpaus’ en ‘ayatolah’ geframed worden siert Johan Depoortere echt niet. Geert Sels is een degelijk kunstcriticus en de argumenten in zijn kritiek waren valabel. Van bochtenwerk was geen sprake, wel van in vraag stellen van een aantal stellingen van Lucas Catherine. Hou het aub bij de inhoud, zakelijk, goed beargumenteerd.
Reactie van Eddy Bonte
bonte@telenet.be
Wat een in-triestig verhaal.
Nee, ik doel met “in-triestig” niet op de band tussen kolonialisme en Art Nouvau, bijvoorbeeld door de invoer van ivoor uit Kongo. Met “in-triestig” doel ik evenmin op het conservatisme van bepaalde Art Nouveau-kunstenaars.
Nee, ik doel op het artikel zelf, omdat Cathérine, als zoveelste “linkse” in de rij, het kind met het badwater weggooit. Wat zeg ik? De badkamer uitbreekt!
Men kan met een gerust gemoed zeggen dat heel onze moderne, industriële maatschappij is opgetrokken uit slavernij en uitbuiting met, per definitie, oorlog en ander geweld als hoofdmiddel. We kunnen dat ook met minder harde termen omschrijven, zoals ‘diefstal’, ‘ongelijkheid’ of ‘onrecht’. En feministen mogen erop wijzen dat vrouwen dubbel werden uitgebuit. Het doet er niet echt toe: geen modern, industrieel Westen zonder slavernij en uitbuiting. Bijvoorbeeld door kolonisering.
Maar is dat nu een reden om bij elke gelegenheid – een boek, tentoonstelling, viering, enzovoorts – het verleden erbij te halen als dwingend kader, als noodzakelijk complement voor een goed begrip? Komt er aan de Eiffeltoren (en aan het Atomium) een bordje over de herkomst van de materialen, de kostprijs in mensenlevens en de relatie van Monsieur Eiffel met de toenmalige machthebbers, inclusief een korte situering van zijn ideologie en zijn ethisch gedrag? En zo heel Parijs door? En heel Europa door?
Maar inderdaad: geen modern, industrieel Westen zonder slavernij en uitbuiting. Bijvoorbeeld door kolonisering. Maar natuurlijk evengoed door uitbuiting en geweld alhier, bij ons. Het moderne, industriële Westen zou niet bestaan zonder de uitbuiting van de eigen bevolking, tot en met kinderarbeid.
Die dubbele benadering zou de verhalen à la Cathérine vollediger en juister maken, maar ook minder demagogisch, dus minder overtuigend, dus minder bruikbaar voor bepaald ideologische doeleinden. Cathérine, zoals zoveel “linksen”, werkt met een recept dat zijn dienstbaarheid heeft bewezen: schuldgevoelens opwekken, niet zozeer bij de daders (die zijn dood en begraven), maar ook, en vooral, bij alle generaties die volgden tot op heden en alle generaties die nog zullen komen. Allemaal zijn wij schuldig.
Op deze manier wordt een tweede doel bereikt: het verbod op genot. Men kan niet naar een kunstwerk kijken zonder ideologische én ethische vragen te stellen over het werk, de materialen, de werkwijze en de artiest. Geen genot zonder eerst te lijden. Kunnen we zomaar naar Gainsbourg luisteren? Hangt er geen geurtje rond van Ostaijen? Door onze historische steden wandelen, zou dat zomaar mogen zonder mea culpa te slaan? Want na de schuld, komt de schrik: zou dit eigenlijk wel kunnen? En na de schrik, de consultatie van de voorgeschreven moraal.
Zo loopt het altijd wanneer ideologie en ethica met elkaar worden gelijkgesteld, en al zeker wanneer daar het artistieke genot wordt aan toegevoegd.
Ik weet niet waarom sommigen moeite hebben om een kommentaar te plaatsen. Bij mijn weten heb je er geen wordpress account voor nodig.
TR
Beste Tom Ronse,
Ik had graag onderstaande tekst als commentaar toegevoegd bij het artikel ‘Een blik achter de kunst met de K van Congo’ dat ik via de Wereld Anders binnenkreeg, maar dat ik niet kon plaatsen wegens het niet hebben van een WordPress-account:
Wat mij betreft mag kunst wel een moreel karakter hebben. Ik heb er geen problemen mee dat mensen worden geïnformeerd over waar het geld vandaan komt. Een verhaal is maar volledig wanneer de Eifeltoren of de Bollen van Brussel hun ballen hebben getoond en er openlijk wordt geïnformeerd over hoe de arbeiders ploeterden wanneer hoge heren de krijtlijnen van de toekomst uitzetten.
Ik vond het fijn te lezen dat het kunstambacht honderd jaar geleden ook al het industrialisme in de nek voelde. Dat doet me goed te beseffen wanneer ik nu ervaar hoe er om sommige mensen die ambachtelijk degelijk bezig zijn niet de erkenning krijgen voor hun werk. Er is momenteel een elite die omhoog geprezen wordt en vaak vraag ik me af: ‘Met welk geld?’ Met wiens geld worden er thans paden vrijgemaakt voor het kunstambacht? Wordt er geld vrijgemaakt voor het kunstambacht? Worden mensen ervan bewust gemaakt dat er meer is dan klavier tikken en swipen?
‘Ga op het marktje aan Hal 5’, kreeg ik laatst te horen. Allemaal goedbedoeld, maar het zijn niet de ouders met hun bakfiets die zorgen voor het inkomen dat ik nodig heb. Mijn prototype heeft me totnogtoe meer dan € 3000 gekost en ik ben nog niet halfweg van een klein object dat waarschijnlijk pas volgend jaar klaar is en misschien nog niet eens het oog van de wereld haalt. Het kunstambacht heeft (ook) gevleugelde mensen nodig die baatzuchtig zijn (weet maar zeker dat iedereen bij alles wat een mens doet het gevoel moet hebben om gebaar te zijn).
Ik wil me niet uitspreken over hoe het verleden betreffende Kongo en Art Nouveau is geweest (heb dus wel enorm veel aan de korte tekst gehad), maar wat mij betreft is de overeenkomst naar het heden gelegd. Alleen stel ik me de vraag: ‘Wie wordt er nu gediend en worden de ambachtslui correct verloond? Of worden zij tegenwoordig als de slaaf van kunst beschouwd?’
Misschien dat het via een andere weg kan worden geplaatst?
Met vriendelijke groet,
Arlette Damiaens